Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Siemens 6 Series Beknopte Bedieningshandleiding pagina 44

Veldapparatuur
Verberg thumbnails Zie ook voor 6 Series:
Inhoudsopgave

Advertenties

Aansluiten
4.5 Analyseapparaten voor gebruik in explosieve zones
Apparaten in verwarmde uitvoering moeten bij gebruik van agressieve gassen altijd gespoeld
worden.
Bevestig de analysator en Ex px-beveiligingsinrichting volgens uw afmetingenschets in
paragraaf Aansluitschema's (Pagina 40) en verbind deze volgens montageschema's 4-2 of 4-3.
De navolgende opmerkingen betreffen het gebruik van de door ons aanbevolen Ex px-
beveiligingsinrichting volgens onze actuele catalogus AP01. Voor andere spoelinrichtingen
gelden deze de belangrijkste punten in deze aanwijzingen.
Voor probleemloos gebruik van het apparaat, moet u altijd letten op de volgende vereisten:
• Let bij het vastdraaien van de koppelingsbouten aan de gasaansluitingen met de juiste
gaffelsleutel altijd op de correcte bevestiging, anders bestaat het gevaar dat het gaspad gaat
lekken.
• De minimale druk van het ontstekingsbeveiligingsgas dient door de exploitant op de
installatie plek gewaarborgd te worden. Er moet een overdruk van 0,2 ... 0,4 MPa (2 ... 4 bar)
op de drukregelaar van de Ex px-beveiligingsinrichting zitten.
• Wanneer het ontstekingsbeveiligingsgas afgevoerd wordt, mag bij een doorstroom van 50 l/
min de drukvermindering via de leiding niet meer dan 5 hPa (5 mbar) zijn. Hiertoe dient u de
afvoerleiding passend te maken (bijv. bij schroefdraad met een binnendiameter van ISO 228 -
• De aan de Ex px-beveiligingsinrichting instelbare voorspoeltijd (5 min bij een doorstroming
van het ontstekingsbeveiligingsgas van 50 l/min) mag niet gewijzigd, d.w.z. lager ingesteld
worden!
• De Ex px-beveiligingsinrichting wordt geleverd met vast ingestelde basisparameters. De druk
van het ontstekingsbeveiligingsgas is hierbij vooraf ingesteld op 105 hPa (rel.). Zinvolle
wijzigingen van deze parameters, zoals bijv. een verlaging van de maximale druk van het
ontstekingsbeveiligingsgas, kunnen alleen volgens de opgaven in de meegeleverde
gebruiksaanwijzing voor de Ex px-beveiligingsinrichting uitgevoerd worden.
• Pas na afloop van de voorspoelfase mag er meetgas in de analysator gevoerd worden.
• Er kan een sleutelschakelaar aan de Ex px-beveiligingsinrichting aangesloten worden (voor
nadere informatie zie Sleutelschakelaar (Pagina 54)).
• OXYMAT 6F: De microstromingssensor moet vóór de meetgastoevoer met referentiegas
omspoeld zijn. Daarom moet met het inschakelen van de Ex px-beveiligingsinrichting ook
altijd het compensatiegas erbij geschakeld worden (voorspoelduur = 5 Min). De waarde van
de compensatiegasdruk moet altijd 0,2 ... 0,4 MPa (2 ... 4 bar) boven de waarde van de
meetgasdruk liggen.
Voor apparaatsoorten met compensatie van lekkageverlies geldt bovendien het volgende:
Bij gebruik met brandbare meetgassen moet het verschil tussen ontstekingsbeveiligingsgas en
meetgas duurzaam en zeker op meer dan 50 Pa (aanbevolen 5 hPa) gehouden worden. Als
beveiliging tegen uitval, moet er drukverschilbewaking toegepast worden. U dient ervoor te
zorgen dat bij het lager uitkomen van een ingesteld drukverschil, de Ex px-beveiligingsinrichting
de analysator uitschakelt en overgaat naar de voorspoelfase. De keuze van een geschikt
drukverschilbewakingssysteem (bijv. drukverschilschakelaar) valt onder de
verantwoordelijkheid van de exploitant.
OXYMAT 6F: In de meetgasingang bevindt zich voor de demping van pulserende stromingen
een smoorspoel, die een stuwdruk produceert. Daarom kan het raadzaam zijn deze smoorspoel
uit te bouwen, wanneer er een drukverschilbewaking (in geval van de variant "compensatie van
44
G 1 dient de lengte van de afvoerleiding ongeveer 20 m te zijn).
Beknopte bedrijfshandleiding in overeenstemming met EN 61010-1 en EN 60079-0
Beknopte bedieningshandleiding, 09/2018, A5E45779389006-01

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave