• de voordruk van het ontstekingsbeveiligingsgas instellen (dit moet voor de drukregelaar
0,2 ... 0,4 MPa zijn)
• stel de drukregelaar van de Ex px-beveiligingsinrichting op minstens 0,2 MPa in.
Bij meting van brandbare gassen met beschermingsklasse Ex px "met compensatie van
lekkageverlies", dient u ervoor te zorgen dat de aan de analysator aangesloten meetgasdruk niet
meer dan 164 hPa (164 mbar) boven de omgevingsdruk en altijd meer dan minimaal 50 Pa
(aanbevolen 5 hPa) onder de druk van het ontstekingsbeveiligingsgas ligt.
Wanneer aan deze voorwaarden niet bedrijfszeker voldaan kan worden, dient u als aanvullende
beveiliging een drukverschilmonitor tussen meetgas en ontstekingsbeveilgingsgas toe te
passen.
Wanneer de hierboven beschreven maatregelen uitgevoerd zijn, mag u het apparaat in bedrijf
stellen door middel van
1. openen van het ontstekingsbeveiligingsgaspad en
2. inschakelen van de netspanning
5.3.2
Drukcorrector
In de ULTRAMAT 6F bevindt zich een interne druksensor voor het corrigeren van de
luchtdrukinvloeden. Deze is via een pijpverbinding met de omgevingslucht verbonden. Om te
voorkomen dat explosiegevaarlijke atmosferen de druksensor binnendringen, dient deze
verbinding met een slang verbonden te worden, welke niet uitloopt in het explosiegevaarlijke
gebied.
Een hogere meetgasdruk dan 1500 hPa kan alleen door een externe druksensor geregistreerd
worden. Het signaal hiervan moet intrinsiek beveiligd in de analysator gevoerd worden. De
onderdelen die in contact komen met meetgas moeten voldoen aan de meetvereisten. De
aansluiting en de parameterisering van een externe druksensor worden beschreven in de
betreffende gebruikershandleiding.
In de OXYMAT 6F kan de invloed van de meetgasdruk binnen een bereik van 2000 hPa met een
interne druksensor gecorrigeerd worden. Een hogere druk, tot ongeveer 3000 hPa, kan alleen
met een externe, absolute druksensor gemeten worden.
De CALOMAT 6F/CALOMAT 62F is wegens zijn meetproces (warmtegeleiding) grotendeels
onafhankelijk van ingangsdrukinvloeden. Indien gewenst is het desondanks mogelijk de
drukinvloed via een externe druksensor te compenseren. Een externe druksensor is ook vereist,
wanneer de ingangsdruk boven de 1100 hPa absoluut ligt.
Opmerking
Gebruik van externe druksensoren
Bij gebruik van een externe druksensor moet de interne druksensor worden afgesloten, als deze
geen aansluiting op de niet-explosiegevaarlijke ruimte heeft.
Beknopte bedrijfshandleiding in overeenstemming met EN 61010-1 en EN 60079-0
Beknopte bedieningshandleiding, 09/2018, A5E45779389006-01
5.3 Aanvullende maatregelen voor apparaten in explosieve zones
Inbedrijfstelling
53