Aansluiten
4.3 Elektrische verbindingen
• De aansluitingsverbindingen naar de relaisuitgangen, binaire ingangen en analoge
uitgangen moeten worden geaard.
• De analoge uitgangen zijn potentiaalvrij, maar hebben een normale negatieve pool.
• Als maatregel om vonken bij de relaiscontacten (bijv. grenswaarderelais) te voorkomen,
moeten er RC-elementen worden aangesloten zoals weergegeven in het onderstaande
schema. Houd er rekening mee dat het RC-element een afvalvertraging tot gevolg heeft voor
een inductieve component (bijv. magneetventiel). De afmetingen van het RC-element
dienen overeen te komen met de volgende duimregel:
– R = R
– U dient een niet-gepolariseerde condensator voor het RC-element te gebruiken.
Afbeelding 4-3
Indien gebruik wordt gemaakt van gelijkstroom kan een ontstoringsdiode voor vonken worden
geïnstalleerd in plaats van het RC-element.
Zie de beschrijving voor het ELAN-koppelelement (bestelnr. C79000-B5200-C176 Duits,
C79000-B5276-C176 Engels) voor meer informatie over de koppelelementverbinding.
4.3.2
Voedingsaansluiting
LET OP
Onjuiste voedingsspanning
Controleer vóór het aansluiten of de bestaande voedingsspanning overeenkomt met de
voedingsspanning die vermeld staat op het plaatje van het analyseapparaat.
Het analyseapparaat wordt geleverd met een steekverbinding (voor niet-verwarmende
apparaten) die uitsluitend op de voedingskabel mag worden aangesloten door gekwalificeerd
personeel Gekwalificeerd personeel (Pagina 11). De voedingskabel moet voldoen aan de
geldende richtlijnen en voorwaarden op de plek van installatie en moet een beveiligingsgeleider
36
/2; C = 4L/R
,
2
L
L
waarbij R = 100 Ω en C = 200 nF voldoende zijn.
Meet om vonken op een relaiscontact te voorkomen.
Beknopte bedrijfshandleiding in overeenstemming met EN 61010-1 en EN 60079-0
24 V
R
C
Beknopte bedieningshandleiding, 09/2018, A5E45779389006-01