Verwarmingsmethoden en functies
Met de functiekeuzeknop stelt u de
verwarmingsmethoden en meer functies in.
Om altijd de juiste verwarmingsmethode voor uw
gerecht te kunnen bepalen, geven wij hier uitleg over de
verschillen en toepassingen.
Verwarmingsmethode
Nulstand
Þ
3D-hetelucht
:
Circulatielucht
2
Pizzastand
G
Ontdooien
?
Onderwarmte
$
Reiniging
x
Grill, klein
*
Grill, groot
(
Circulatiegrill
4
Boven- en onderwarmte Eco
8
Boven- en onderwarmte
%
--------
Bij elke verwarmingsmethode geeft het
Aanwijzing:
apparaat een voorgestelde temperatuur of stand weer.
U kunt deze overnemen of in het betreffende bereik
veranderen.
Temperatuurknop
Met de temperatuurknop stelt u de temperatuur in. Op
het display wordt de ingestelde temperatuur
weergegeven.
Tot 100 °C kan de temperatuur in stappen
Aanwijzing:
van 1 graad worden ingesteld, daarboven in stappen
van 5 graden.
Temperatuur/Stand Gebruik
-
De oven is uitgeschakeld.
50-280 °C
Voor het bereiden van gerechten op één tot twee niveaus. De ventilatoren verdelen
de warmte van de ronde verwarmingselementen in de achterwand gelijkmatig in de
binnenruimte.
Deze verwarmingsmethode wordt voor het bepalen van het energieverbruik in de cir-
culatieluchtmodus gebruikt.
50-280 °C
Voor taart en gebak op één niveau. De ventilatoren verdelen de warmte van de ver-
warmingselementen gelijkmatig in de binnenruimte.
50-280 °C
Voor het bereiden van verse pizza's en diepvriesproducten, bijv. frites of strudel. De
verwarmingselementen en ventilatoren verwarmen de binnenruimte snel en verdelen
de hitte gelijkmatig.
30-60 °C
Ontdooien van bijv. vlees, gevogelte, brood en gebak. De ventilator wervelt de warme
lucht rond het gerecht.
50-280 °C
Voor het nagaren van gerechten. De warmte komt alleen van onderen.
Reinigingsstanden:
Voor de zelfreiniging van de binnenruimte.
1 = zwak
2 = gemiddeld
3 = sterk
Grillstanden:
Grillen van kleine hoeveelheden steaks, worstjes, toast en stukjes vis. Het middelste
deel van het grillelement wordt heet.
1 = zwak
2 = gemiddeld
3 = sterk
Grillstanden:
Voor het grillen van platte stukken, zoals steaks, worstjes of toast en voor het gratine-
ren.
1 = zwak
Het hele oppervlak onder het grillelement wordt heet.
2 = gemiddeld
3 = sterk
50-280 °C
Braden van vlees, gevogelte en hele vis. De ventilator wervelt de hete lucht rond het
gerecht.
50-280°C
Voor het gezond bereiden van geselecteerde gerechten (bijv. vlees, groente) op één
niveau, zonder voorverwarmen.
De verwarmingsmethode is niet geschikt voor gerechten die bij het bakken moeten
rijzen (bijv. brood).
Deze verwarmingsmethode wordt voor het bepalen van het energieverbruik in de
conventionele modus en de energie-efficiëntieklasse gebruikt.
50-280 °C
Voor taarten, ovenschotels en magere braadstukken. De warmte komt gelijkmatig
van onderen en van boven.
Het apparaat leren kennen
nl
79