2 Gebruiksvoorzorgen
2.2 Voorzorgen tijdens het rijden
2.2.1 Controleer of er zich niemand in de nabijheid bevindt voordat u
draait of achteruitrijdt
•
Er dient een tweede persoon op de grond aanwezig te
zijn om aanwijzingen te geven, als de werkplaats ge-
vaarlijk is of de zichtbaarheid er slecht is.
•
Houd iedereen op afstand van de werkplaats of de be-
wegingsslag van de machine.
•
Waarschuw mensen in de nabijheid door middel van
een claxon of een signaal vóór de start van de
machine.
WAARSCHUWING
Aangezien de machine slechts een beperkte zicht-
baarheid naar achteren biedt, moet u zich ervan
vergewissen dat de ruimte achter de machine vrij
is van obstakels voordat u achteruitrijdt.
2.2.2 Verplaatsing en werktuigen
•
Houd, wanneer u met de machine rijdt, de graafschop
tussen 40 en 50 cm boven de grond in de aangegeven
stand en trek de giek en de arm in.
•
Als u tijdens het rijden de bedieningshendels nodig
heeft, bedien deze dan nooit op abrupte wijze.
•
Rijd met de machine op lage snelheid en keer lang-
zaam op ongelijk terrein.
•
Voorkom indien mogelijk het rijden over obstakels.
Ontwijk of verwijder ze. Is dit onvermijdelijk, bestuur
de machine dan traag en houd het werktuig daarbij
vlak bij de grond. Rijd nooit over obstakels waarbij
men het gevaar loopt dat de machine meer dan 10 gra-
den overhelt.
64
www.duma-rent.com
40 ~ 50 cm
>10°