2 Gebruiksvoorzorgen
2.1.3 Controleer de veiligheidsstructuren
•
Voor uw veiligheid is de machine uitgerust met een beschermings-
structuur bij omkiepen (ROPS), een beschermingsstructuur voor
vallende voorwerpen (FOPS) en een beschermingsstructuur bij
omkantelen (TOPS). Wijzig nooit de elementen van deze
structuren.
•
Als één van de veiligheidsstructuren beschadigd is, moet u die on-
middellijk vervangen. Zo voorkomt u verwondingen. Probeer ze
niet te repareren of te wijzigen.
2.1.4 Controleer de stand van het blad
•
Controleer de stand van het blad alvorens de rijhendels te bedienen. Bevindt het blad zich
aan de achterzijde, gebruik dan de rijhendels in de tegengestelde richting.
Normaal rijden
1 = Blad
2.1.5 Houd de koplampen schoon
•
Houd het oppervlak van de koplampen schoon voor een goede zichtbaarheid.
•
Controleer of uw machine is uitgerust met specifieke kop- en werklampen en controleer te-
vens de goede werking ervan.
De schijnwerper wordt zeer heet bij werking. Raak hem nooit met uw blote handen aan
alvorens hij voldoende is afgekoeld, om aldus brandwonden te vermijden.
•
Wilt u een gloeilamp vervangen, raadpleeg dan hoofdstuk 6.4.2 Vervanging van een gloei-
lamp, pagina 134
62
Achteruitrijden
1 = Blad
WAARSCHUWING
www.duma-rent.com
1