2
G
EBRUIKSVOORZORGEN
2.1 Voorzorgen voor het starten van de motor
2.1.1 Zorg voor de veiligheid op uw werkplaats
•
Controleer, alvorens de motor te starten, of
er geen gevaren in de werkzone bestaan.
•
Onderzoek het terrein en de grond en bepaal
wat de beste werkwijze is.
•
Wanneer u op straat werkt, zorg er dan voor
dat iemand aanwijzingen geeft of zorg voor
een omheining voor de veiligheid van de
voertuigen en voorbijgangers.
•
Als er ondergrondse installaties zijn zoals waterleidingen, gasleidingen, hoogspanningsleidin-
gen of andere leidingen, neem dan contact op met de betreffende bedrijven om de plaats hier-
van nauwkeurig vast te stellen en beschadiging van deze leidingen te voorkomen.
•
Moet u de machine in bijzondere omstandigheden (water, sneeuw, enz.) gebruiken, raadpleeg
dan 2.3.6 Werkzaamheden in een besneeuwde zone, pagina 70
2.1.2 Reinig de machine
•
Houtspaanders, dorre bladeren, afval en an-
dere ontbrandbare materialen rond de motor
kunnen vuur vatten. Verwijder deze materia-
len van de machine.
•
Vuil, olie en sneeuw op de vloer van de cabine, hendels, handgrepen of opstaptreden zijn glad
en gevaarlijk. Reinig ze volledig.
•
Houd de onderdelen en de werktuigen uit de buurt van de bestuurdersstoel, want deze kunnen
de bedieningshendels of schakelaars beschadigen of andere ernstige gevaren veroorzaken.
•
Voer de controles uit die worden opgegeven in hoofdstuk 4 Controles vóór het starten van
de machine, pagina 77
www.duma-rent.com
61