5.6.5 Besturingsgegevens besturing
Besturingsgegevens worden van de robot naar het lassysteem verzonden in de vorm van parameters en individuele bits
(signalen) in de fieldbusbesturingstabel.
Besturingsparameters
Parameter
MemoryChannel
RobotTravelSpeed
Controlebits
Controlebit
StartWelding
SimulationMode
WireInchForward
WireInchBackward
GasBlow
AirBlow
TouchSensorToolSel
TouchSensorOn
ErrorReset
© Kemppi
Parameterwaarde
0 ... 199
0 ... 65535 mm/min.
Status 0
Status 1
Lassen / simulatie
Lassen / simulatie
UIT
AAN
Geen simu-
Simulatiemodus:
latiemodus: Nor-
Gesimuleerd lassen
maal lassen
(boog is niet aan)
Draadin- en
Draadin- en
-doorvoer naar
-doorvoer naar
voren UIT
voren AAN
Draadin- en
Draadin- en
-doorvoer naar ach-
-doorvoer naar ach-
teren UIT
teren AAN
Gasklep gesloten
Gasklep geopend
Luchtklep gesloten
Luchtklep geo-
pend
Lasdraad wordt
Gasmondstuk
gebruikt voor con-
wordt gebruikt
tactmeting
voor con-
tactmeting
Contactsensor UIT
Contactsensor
AAN
(Geen effect)
Stijgende flank in
signaal (0 -> 1):
Fout resetten
Omschrijving
Regelt het actieve geheugenkanaal.
Stelt de lasvoorloopsnelheid van de robot in voor de berekening van
de warmte-inbreng die wordt weergegeven in AX Manager.
Omschrijving
Regelt de lascyclus. In de simulatiemodus wordt hiermee
de simulatiecyclus geregeld.
Schakelt de simulatie AAN en UIT.
Opmerking: De boogparameter moet in AM Manager wor-
den ingesteld op 'Selecteer op robot' (zie "Robot-
instellingen" op pagina 105).
Voert de lasdraad naar voren. De draadaanvoersnelheid
bedraagt 1,0 m/min gedurende 3 seconden. Daarna
bedraagt de snelheid 5,0 m/min.
Voert de lasdraad naar achteren. De draadaanvoersnelheid
bedraagt 1,0 m/min gedurende 3 seconden. Daarna
bedraagt de snelheid 5,0 m/min.
Regelt de beschermgasklep. De gasklep kan worden
bediend tijdens het lassen, maar niet tijdens gesimuleerd
lassen.
Regelt de persluchtklep. De luchtklep kan niet worden
bediend tijdens het lassen of simuleren.
Regelt of de lasdraad of het gasmondstuk wordt gebruikt
voor contactmeting.
Opmerking: De functie contactmeting moet in AM Mana-
ger worden ingesteld op 'Selecteer op robot' (zie "Robot-
instellingen" op pagina 105).
Stelt de stroombron voor de contactsensor en het instru-
ment voor contactmeting in. De spanning voor de con-
tactmeting is afhankelijk van de gebruikersinstellingen in
AX Manager (zie "Robotinstellingen" op pagina 105).
Stelt de waarde ErrorNumber en het Error-signaal op nul op
de stijgende flank van het signaal wanneer geen fouten
actief zijn in het systeem.
168
AX MIG Welder
Gebruiksaanwijzing - NL
1921900 / 2339