5.
Schuif de geleiders tegen de stapel enveloppen, echter zonder dat deze opbollen. De enveloppen
moeten onder de lipjes op de geleiders passen.
Enveloppen bedrukken
1.
Als voor Lade 1 een specifiek formaat is ingesteld, stelt u op het bedieningspaneel het
papierformaat voor Lade 1 in op het formaat van de enveloppen.
2.
Geef Lade 1 aan in het softwareprogramma.
3.
Wanneer uw software niet automatisch de juiste opmaak voor een envelop kiest, moet u in uw
programma of in de printerdriver de stand Liggend opgeven. Neem bij het instellen van de marges
voor het adres van de afzender en de ontvanger op enveloppen van het formaat Commercial #10
of DL de volgende richtlijnen in acht.
4.
Klik op Afdrukken in de software of de printerdriver.
Adrestype
Afzender
Bestemming
Afdrukken vanuit Lade 2 en Lade 3
Lade 2 biedt plaats aan 250 vel normaal papier, terwijl optionele Lade 3 plaats biedt aan 500 vel normaal
papier. Voor Lade 2 en Lade 3 kan een groot aantal formaten worden ingesteld. Lade 3 is geïnstalleerd
onder Lade 2. Als Lade 3 is geïnstalleerd, wordt hij door de printer herkend en wordt Lade 3
weergegeven als een optie in het menu APPARAAT CONFIGUREREN op het bedieningspaneel.
VOORZICHTIG
gedeeltelijk naar buiten is getrokken of is verwijderd, kan papier in Lade 3 niet worden ingevoerd.
Hierdoor kan in de printer een papierstoring ontstaan.
62
Hoofdstuk 4 Afdruktaken
Opmerking
Kies voor andere envelopformaten een marge-instelling die met dit formaat
overeenkomt.
De papierbaan voor Lade 3 loopt door Lade 2. Wanneer Lade 2 of Lade 3
Linkermarge
15 mm
102 mm
Bovenmarge
15 mm
51 mm
NLWW