6. Om de maximale rijsnelheid te krijgen, zet u de rijregelaar
op 'Snel' en activeert u de volgende schakelaars:
a. Zet de Rijsnelheid/koppelkeu-
zeschakelaar op 'Snel' (voor-
waartse stand).
7. Zet de schakelaars als volgt alvorens de machine te stoppen:
a. Zet de Rijsnelheid/Koppelkeu-
zeschakelaar op 'Laag' (achter-
waartse stand).
8. Zet de schakelaars als volgt om hellingen op te rijden:
a. Zet de Rijsnelheid/Koppelkeu-
zeschakelaar op 'Hoog' (achter-
waartse stand).
3123851
HOOFDSTUK 4 – MACHINEBEDIENING
OPMERKING: Voor een vloeiendere besturing wanneer u met geheel uit-
geschoven giek rijdt, zet u de rijregelaar op 'Langzaam'
alvorens te stoppen.
Deze machine is uitgerust met een rijrichtingsindicator. Het gele
lampje op de platformbedieningsconsole geeft aan dat de giek
voorbij de achterzijde is gezwenkt en dat de machine in de
tegenovergestelde richting van de beweging van de bedienings-
hendel kan rijden/sturen. Als de indicator brandt, moet de rij-
functie als volgt worden bediend:
1. Stem de zwarte en witte
richtingpijlen op het
platformbedieningspa-
neel en het chassis op
elkaar af om de rijrich-
ting van de machine te
bepalen.
Druk op de schakelaar Opheffen rijrichting en laat
deze los. Beweeg binnen 3 seconden de rijbedie-
ningshendel langzaam in de richting van de pijl die
de gewenste rijrichting aangeeft. Het indicator-
lichtje knippert 3 seconden lang totdat de rijfunctie
gekozen is.
VOORUIT
ACHTERUIT
4-11