HOOFDSTUK 4 – MACHINEBEDIENING
Vooruit en achteruit rijden
1. Trek de noodstopschakelaar op het platform-
bedieningsstation bij draaiende motor uit en
activeer de voetschakelaar.
2. Plaats de rijregelaar naar wens op vooruit of
achteruit.
3. Druk op de voetschakelaar, zet de joystick
(rij/stuurhendel) in de gewenste rijrichting
(vooruit of achteruit), zet de rij/stuurhendel
naar rechts voor een ruime bocht naar
rechts of naar links voor een ruime bocht
naar rechts.
4-10
4. Om een scherpe bocht te maken,
de schakelaar
keuze naar achteren zetten, snelheid
minderen en de rijhendel naar rechts
zetten voor een bocht naar rechts en naar links voor een
bocht naar links. De scherpste bocht verkrijgt u wanneer u
de joystick zo zet dat de ene rupsband stopt en de andere
langzaam draait.
DRAAI ALLEEN OM DE EIGEN AS OP EEN PLAATS ZONDER OBSTAKELS EN ALLEEN MET
DE GIEK VOLLEDIG INGESCHOVEN. BEWEEG DE HENDELS LANGZAAM EN VOORZICHTIG
EN BEDIEN GEEN ANDERE FUNCTIES WANNEER DE RUPSEN IN TEGENGESTELDE RICH-
TINGEN DRAAIEN.
5. Om de rupsen in tegengestelde richtingen te laten draaien
(om de eigen as draaien), de machine stoppen, de rij/stuur-
hendel recht naar rechts bewegen om naar rechts te draaien
en naar links om naar links te draaien.
rijsnelheid/koppel-
LET OP
3123851