Indicatorpaneel grondbediening
(Zie Figuur 3-3., Indicatorpaneel grondbediening)
1. Indicator accustoring
Geeft aan dat er een probleem is met de accu
of het laadcircuit en dat service nodig is.
2. Indicator lage motoroliedruk
Geeft aan dat de motoroliedruk lager dan nor-
maal is en dat service nodig is.
3. Indicator motorolietemperatuur
Geeft aan dat de temperatuur van de motor-
olie, die ook dient als motorkoelvloeistof,
abnormaal hoog is en dat service nodig is.
4. Indicator laag brandstofpeil
Geeft aan dat het brandstofpeil laag is. Het
brandstofreserve-/afslagsysteem schakelt de
motor uit (of laat deze starten en nog een
minuut lopen, afhankelijk van de machine-instelling) voor-
dat de brandstoftank leeg is.
3123851
HOOFDSTUK 3 – BEDIENINGSELEMENTEN EN INDICATORS VAN DE MACHINE
5. Indicator gloeibougies
Geeft aan dat de gloeibougies werken. Wacht
na inschakeling van het contactslot totdat het
lampje uitgaat voordat u de motor tornt.
6. Indicator machinestoring
Geeft aan dat het JLG-besturingssysteem een
abnormale toestand heeft waargenomen en
dat een storingscode in het systeemgeheugen
is ingesteld. Zie de servicehandleiding voor storingscodes
en het ophalen van storingscodes.
Het indicatorlampje machinestoring blijft als zelftest
2-3 seconden lang branden wanneer de sleutel naar de
stand Aan wordt gedraaid.
7. Indicator overbelasting platform
Duidt op overbelasting van het platform.
8. Indicator uitgeschakelde rij- en stuurfunctie
Geeft aan dat de uitschakelfunctie voor rijden
en sturen is geactiveerd.
3-7