4.4
RIJDEN
Zie Figuur 4-3., Recht en dwars op helling
OPMERKING: Zie de tabel met bedrijfsspecificaties voor de nominale
waarden voor hellingshoek en dwarshelling.
Alle nominale waarden voor hellingshoek en dwarshelling zijn
erop gebaseerd dat de giek van de machine in de opbergstand
staat en volledig neergelaten en ingeschoven is.
Rijden wordt beperkt door twee factoren:
1. Hellingshoek, het hellingspercentage dat de machine kan
klimmen.
2. Dwarshelling, de hoek van de helling waarlangs de machine
kan rijden.
WAARSCHUWING
RIJD ALLEEN MET DE GIEK UITGESCHOVEN OF BOVEN DE HORIZONTALE STAND OP EEN
VLAKKE, STEVIGE EN HORIZONTALE ONDERGROND.
OM DE MACHT OVER DE MACHINE NIET TE VERLIEZEN EN TE VOORKOMEN DAT DE
MACHINE OP HELLINGEN OMKANTELT, MAG DE MACHINE NIET RECHT OF DWARS OP
HELLINGEN RIJDEN DIE STEILER ZIJN DAN OP HET FABRIKANTENPLAATJE OP HET
CHASSIS IS OPGEGEVEN.
ZORG DAT DE DRAAISCHIJFVERGRENDELING IS INGESCHAKELD VOORDAT U LANGDU-
RIG GAAT RIJDEN. VERMIJD TERREINGESTELDHEDEN WAARDOOR DE MACHINE
KAN KANTELEN.
3123851
HOOFDSTUK 4 – MACHINEBEDIENING
WAARSCHUWING
DE SCHAKELAAR RIJSNELHEID/KOPPELKEUZE MOET IN DE VOLGENDE GEVALLEN
NAAR ACHTEREN STAAN:
• RIJDEN OP HELLINGEN
• RIJDEN ONDER MOEILIJKE OMSTANDIGHEDEN
• SCHERPE BOCHTEN (VOORAL MET ÉÉN STILSTAANDE RUPSBAND)
• RUPSEN DRAAIEN IN TEGENGESTELDE RICHTINGEN
WAARSCHUWING
WEES UITERST VOORZICHTIG WANNEER U ACHTERUIT RIJDT EN STEEDS WANNEER U
MET HET PLATFORM OMHOOG RIJDT EN SPECIAAL WANNEER U RIJDT TERWIJL EEN
DEEL VAN DE MACHINE ZICH BINNEN 2 M (6 FT) VAN EEN OBSTAKEL BEVINDT. DE RIJ-
FUNCTIE MAG NIET GEBRUIKT WORDEN OM HET PLATFORM DICHT BIJ EEN OBSTAKEL
TE MANOEUVREREN. GEBRUIK EEN VAN DE GIEKFUNCTIES.
WEES UITERST VOORZICHTIG WANNEER U DE TOP VAN EEN OBSTAKEL OP HET TER-
REIN NADERT. LET OP STOEPRANDEN, GROTE STENEN OF ANDERE OBSTAKELS OP HET
TERREIN MET INBEGRIP VAN HOGE OBSTAKELS, AANGEZIEN DE MACHINE ONBE-
HEERSTE DRAAIENDE BEWEGINGEN MAAKT WANNEER HET ZWAARTEPUNT (HET MID-
DEN VAN HET ROLLENFRAME) OVER EEN RAND VERSCHUIFT. MINDER SNELHEID OM
TIJDENS HET DRAAIEN EEN ZO KLEIN MOGELIJKE VERSNELLING TE HEBBEN.
VOORDAT U GAAT RIJDEN MOET DE GIEK BOVEN DE ACHTERKANT VAN HET CHASSIS
STAAN (BOVEN DE EINDAANDRIJVINGEN EN KETTINGWIELEN). ALS DE GIEK BOVEN
DE VOORKANT VAN HET CHASSIS STAAT (BOVEN DE LEIWIELEN), IS DE BEWEGING
VAN DE STUUR- EN RIJHENDELS OMGEKEERD AAN DE BEWEGING VAN DE MACHINE.
4-7