4.7.2.2
Fig. 8
Meer informatie
Nr.: 9_6943 24 NL
4
Opbouw en werking
4.7
Opties
Optie bc
Defroster
Om de machine te kunnen gebruiken bij extreem lage temperaturen, is een defroster geïnstalleerd.
Bij omgevingstemperaturen tot -25 °C voorkomt het bevochtigen van ventielen en stuurleidingen
met antiviresmiddel het bevriezen van de sturings- en regelingsinrichting van een uitgeschakelde
machine.
Defroster
afsluitventiel
1
stuurleiding (bij gebruik van ontdooier)
2
defroster
3
Defrosterbedrijf:
Bij omgevingstemperaturen onder 0 °C wordt de defroster ingeschakeld tijdens de uitschakelfase
van de machine. Door de luchtstroom worden ventielen en stuurleidingen met antivries bevochtigd.
Dit voorkomt dat de sturings- en regelinrichting van de uitgeschakelde gaat bevriezen.
Tijdens bedrijf verhindert de door de machine geproduceerde warmte dat individuele onderdelen
bevriezen.
Zomerbedrijf:
Bij omgevingstemperatuur boven 0 °C, is het niet meer nodig om de stuurleidingen van de machi‐
ne bij het uitschakelen te bevochtigen met antivriesmiddel.
Defroster inschakelen, zie hoofdstuk 7.4.2.
Bedrijfsvoorschrift
Bouwcompressor
M43
stuurleiding (bypassleiding)
4
deksel olieafscheiderketel
5
41