Nee
50 Tijdsduur pomp uit
IJsbrij
51 Watertoevoertijd
60 Bedrijfsomstandigheid
Hard water
61 Watertoevoertijd
70 Bedrijfstemp.
Achtergebleven
ijs in waterbak
71 Tijdsduur heetgasklep aan Openingsduur van heetgasklep om
72 Tijdsduur heetgasklep uit Sluitingsduur van heetgasklep om
73 Tijdsduur heetgasklep uit Tijdsduur gesloten heetgasklep nadat
IJsafzetting
74 Bedrijfstemp.
Lage temp. in
ontdooicyclus
80 Waargenomen temp.
Hoge druk
90 Type gassensor
91 Detectietijd voor
Gassensor (**)
Item
sensibilisatie van
gassensor
Tijdsduur pomp uit voor ijsbrijregeling om pomp
na 2 min. te stoppen bij verdampertemp. van
3 tot 4°C, verdamper snel te bevriezen voordat
ijsproductiewater te koud wordt en ijskern te
vormen. Bij instelling op "0" werkt
ijsbrijregeling niet.
Tijdsduur van watertoevoer terwijl pomp uit
is voor ijsbrijregeling. Als er teveel ijsbij is
en dit niet alleen kan worden voorkomen
door de pomp uit te schakelen (nr. 50), wordt
water toegevoerd terwijl pomp uitstaat om
tankwatertemp. te verhogen.
Toestand voor regeling voor melkachtig
(ondoorzichtig) ijs bij hard water, als percentage
van de geïntegreerde doelwaarde. Nadat
de toevoer van ijsproductiewater is gestart,
wordt ijs gevormd en bereikt de geïntegreerde
waarde van de vriescyclus een bepaald niveau.
Vervolgens wordt extra water toegevoegd
om geconcentreerd ijsproductiewater in de
watertank te verdunnen.
Tijdsduur van toevoer van water voor hard-
waterregeling.
Bovenlimiet van bedrijfstemp. voor beheer
van achtergebleven ijs in waterbak aan einde
vriescyclus. Verlaag hoeveelheid ontdooiwater
door hoeveelheid achtergebleven water
in opengaande waterbak na vriescyclus
te verkleinen.
achtergebleven ijs in waterbak te regelen.
achtergebleven ijs in waterbak te regelen.
ontdooicyclus 20 sec. actief is. Voorkom
ijsafzetting door het vallen van ijs te
vertragen (met name bij type IM-240DNE in
gestapelde toepassingen).
Bovenlimiet voor temperatuur aan het begin van
ontdooicyclus.
Waargenomen temperatuur door
condensorthermistor
Type gassensor. Gassensor is ongeldig als "0"
wordt geselecteerd.
Als gassensor brandbaar gas detecteert en
niet E1 of E2 optreedt, wordt betwijfeld of de
gassensor is gesensibiliseerd. Als gassensor
gaslek blijft detecteren gedurende de ingestelde
tijd en niet E1 of E2 optreedt, gaat het alarm
A1 af om aan te geven dat sprake is
van sensibilisatie.
21
Omschrijving