[l] ZEVENLEDIG LED-DISPLAY
1) Wanneer de stroomtoevoer wordt ingeschakeld, wordt op het display "on" weergegeven
en start het automatische ijsproductieproces.
2) Wanneer schakelaar UP of DOWN wordt ingedrukt, wordt op het display de huidige
instelling weergegeven. Wanneer de schakelaar nogmaals wordt ingedrukt, kan de
instelling worden gewijzigd. Wanneer gedurende 30 seconden geen van deze schakelaars
wordt ingedrukt, wordt de gewijzigde instelling vastgelegd met "on" op het display.
3) Wanneer een fout optreedt, knippert de toepasselijke foutcode op het display.
4) In de onderhoudmodus worden diverse instellingen op het display weergegeven.
5) In de weergavemodus worden diverse waarden en de foutenhistorie op het display
weergegeven.
6) In de watercircuitspoelmodus lichten de segmenten van het cijfer voor de eenheden
een voor een op.
* Zie "4. ZEVENLEDIG LED-DISPLAY" voor meer informatie.
[m] GASLEKALARM (UITSLUITEND HC-MODEL)
1) Als de gassensor een gaslek detecteert en een alarm doet afgaan, waardoor E1 of E2
optreedt, stopt de ijsmachine met een EF-fout. Teneinde het weggelekte gas te ver-
spreiden, draait de ventilatormotor van de condensor continu.
2) Als de gassensor een gaslek blijft detecteren gedurende de tijd die is ingesteld in
de onderhoudmodus nr. 91 en niet E1 of E2 optreedt, bepaalt de ijsmachine dat de
sensor is gesensibiliseerd en gaat het alarm A1 af.
3) Als het detectiegedeelte van de gassensor achteruitgaat waardoor een open circuit
ontstaat, laat de ijsmachine het alarm A2 afgaan.
4) Als de alarmen A1 en A2 optreden, gaat de ijsproductie door maar draait de ventilator-
motor van de condensor continu voor het geval er toch sprake is van een gaslek.
* De gassensor is gevoelig genoeg om brandbaar gas van buiten alsmede gelekt gas
vanuit de ijsmachine te detecteren. Het is niet mogelijk om alleen gaslekken vanuit
de ijsmachine te detecteren. Daarom wordt een combinatie van de gassensor en de
fouten E1 en E2 gebruikt voor selectieve detectie van gaslekken vanuit de ijsmachine.
* Als de gassensor wordt blootgesteld aan hoge concentraties brandbaar gas of
gas op siliconenbasis, wordt deze onomkeerbaar gesensibiliseerd waardoor valse
detectie (sensibilisatie) optreedt. Spuit geen gas op de sensor om de werking te
controleren en gebruik geen spuitbus met smeermiddel op siliconenbasis in de buurt
van de sensor.
14