[g] WATERTOEVOERREGELING
1) Wanneer de waterbak sluit en de Hall IC wordt ingeschakeld, wordt de waterinlaatklep
geopend om gedurende een bepaalde tijdsduur ijsproductiewater toe te voeren.
De toevoerduur van ijsproductiewater varieert tussen begin, reset en einde van de
bunkerregelingcyclus en tussen gedeeltelijke en volledige afvoerspoeling.
* De toevoerduur van ijsproductiewater en extra watertoevoertijd kunnen worden
gewijzigd in de onderhoudmodus (zie "3. [b] ONDERHOUDMODUS").
2) Nadat de waterbak begint open te gaan, opent na 20 seconden de waterinlaatklep om
gedurende een bepaalde tijdsduur ontdooiingswater toe te voeren (reinigingswater
waterbak). De toevoerduur van het ontdooiingswater varieert, afhankelijk van of de
watertemperatuur hoger of lager is dan 13°C. Wanneer de watertemperatuur lager is
dan 13°C, opent de waterinlaatklep om ontdooiingwater gedurende 10 seconden toe
te voeren nadat de waterbak begint te sluiten.
* De toevoerduur van het ontdooiingswater kan worden gewijzigd in de onderhoudmodus
(zie "3. [b] ONDERHOUDMODUS").
3) De watertemperatuur wordt bepaald aan de hand van een vooraf ingestelde
offsetwaarde plus de temperatuur van de vriescyclusthermistor nadat ijsproductiewater
is toegevoerd zoals aangegeven in 1) en de pompmotor 30 seconden draait.
* De offsetwaarde voor de watertemperatuur kan worden gewijzigd in de
onderhoudmodus (zie "3. [b] ONDERHOUDMODUS").
[h] OMGEVINGSTEMPERATUURCORRECTIE
1) Bij lage omgevingstemperaturen wordt de diameter van het gat in de ijsblokjes
vergroot met een vooraf bepaalde verhouding tussen de omgevingstemperatuur en de
geïntegreerde doelvriesvoltooiingswaarde om verlaging van de verdampertemperatuur
te voorkomen waardoor overmatige ijsproductie zou ontstaan.
* De verhouding tussen de omgevingstemperatuur en de geïntegreerde waarde kan
worden gewijzigd in de onderhoudmodus (zie "3. [b] ONDERHOUDMODUS").
[i] INSTELLING VOOR DIAMETER VAN GAT
1) Wanneer de schakelaar UP of DOWN wordt ingedrukt, wordt de huidige ingestelde
temperatuur (onderhoudmodus, nr. 2) weergegeven (zie "3. [b] ONDERHOUDMODUS").
2) Wanneer de schakelaar UP of DOWN nogmaals wordt ingedrukt, neemt de ingestelde
temperatuur toe of af met stappen van 0,5°C.
3) Wanneer gedurende 30 seconden geen van deze schakelaars wordt ingedrukt, wordt
de ingestelde temperatuur vastgelegd met "on" op het display.
12