WERKING VAN HET
BRANDSTOFSYSTEEM
WAARSCHUWING
Als uw motor is uitgerust met een brandstofslang
met snelkoppeling, MOET u de brandstofslang
loskoppelen van de motor en de brandstoftank om
brandstoflekken te voorkomen:
• Wanneer de motor NIET wordt gebruikt
• Wanneer de motor wordt getransporteerd
• Wanneer de motor wordt opgeborgen
OPMERKING: Het is mogelijk dat er een kleine
hoeveelheid
olie
brandstofaansluiting wordt losgekoppeld.
Bewaar draagbare brandstoftanks op een goed
verluchte plaats en bescherm ze tegen hittebronnen
en open vuur. Sluit de ventilatieschroef aan de
vuldop van de brandstoftank, indien aanwezig, om
te voorkomen dat er vloeistof of damen vrijkomen,
die kunnen ontvlammen. Zorg ervoor dat er geen
brandstof lekt uit losgekoppelde brandstofslangen.
BELANGRIJK: De brandstofslangen in de boot moeten
zorgen voor brandstoftoevoer aan een bepaald debiet. De
minimale
binnendiameter
bedraagt 7,9 mm.
In brandstofsystemen met vaste tanks, vooral systemen
met terugslagkleppen en filter/startinspuitingsinrichtingen,
kunnen
verstoppingen
brandstofpomp niet meer in staat is om onder alle
omstandigheden de juiste hoeveelheid brandstof aan te
voeren. Daardoor kan het motorvermogen afnemen. Neem
contact op met uw dealer als de prestaties problemen
opleveren.
Startinspuiting brandstofsysteem -
Modellen met startkoord
Als de buitenboordmotor zonder brandstof is gevallen,
moet u de brandstoftank opnieuw vullen en op de
inspuitingsbal drukken tot die hard is. Vul de elektrische
brandstofpomp
door
noodstopschakelaar
te
minstens tweemaal aan het koord te trekken. Hierdoor vult
de brandstofpomp de injectoren. Breng de clip van de
noodstopschakelaar terug aan en volg de normale
startprocedure.
vrijkomt
wanneer
van
de
brandstofslangen
ontstaan,
waardoor
eerst
de
clip
van
verwijderen
en
vervolgens
Brandstofslangaansluiting
Als de brandstofslang om een of andere reden wordt
losgehaald, dicht hem dan af om morsen te voorkomen.
Breng kapjes aan op de brandstofkoppelingen om
vervuiling te voorkomen.
Sluit de brandstofslang aan op de 9 mm brandstofkoppe-
ling. Zet de brandstofslang stevig vast met de slangklem
(18,5 mm) uit de kit voor de eigenaar.
Knijp in de inspuitingsbal, met het uitlaatuiteinde omhoog,
totdat deze hard is.
de
1. Brandstofslang en brandstofkoppeling (9 mm)
Brandstofaansluiting
de
Koppel de aansluitingen van de brandstofslang, indien
aanwezig, los van de brandstoftank wanneer de motor niet
wordt gebruikt.
de
1. Brandstofaansluiting
O
LIE EN BRANDSTOF
1
1
007004
19