6 Inbedrijfstelling
6.4.5 Draadaanvoer
De draad kan met de toetsen (8) en (9) op het frontpaneel
Afb. 6 Selectie functietype op pagina NL-12
of met de kanteltoets worden ingevoerd. Hiervoor moet de functie F5 vooraf zijn ingesteld op A of C. De
draadaanvoersnelheid bij de handgreep van de lastoorts wordt ingesteld via de functie F4.
Bij de draadaanvoer met softstart moet de functie F3 ingesteld zijn. Hierbij wordt langzaam gestart met een snelheid van
0,5 m/min. Na twee seconden wordt de snelheid verhoogd tot de vooraf via F4 ingestelde snelheid.
De volgende tabel bevat de bijbehorende parameterinstellingen:
Functie
Beschrijving
T2
Kanteltoets
F3
Softstart draadaanvoer
F4
Snelheid draadaanvoer
Tab. 16
Instellingen draadaanvoer
T1
Afb. 13
Draad invoeren
NL - 18
Uitleg voor instellen
In- of uitschakelen van de draadtoevoer
Tab. 10 Displayweergaven uitgebreide functies op pagina NL-13
Tab. 10 Displayweergaven uitgebreide functies op pagina NL-13
Drukknop
of
Lastoortsen
T3
Motor
F3=OFF
Motor
F3=ON
t (sec)=1,5*F4
t=2 sec
h=0,5 m/min
TIG-kouddraadaanvoerunit
h (m/min)=F4
h (m/min)=F4
ON
OFF
m/min
m/min
BAL.0420.0 • 2018-10-22