OPMERKING
▪ Zorg
ervoor
dat
transmissiekabel van elkaar gescheiden blijven. De
transmissiebedrading en de voedingsbedrading mogen
kruisen, maar ze mogen niet parallel lopen.
▪ De transmissiebedrading en de voedingsbedrading
mogen niet in contact komen met de interne leidingen
(behalve de inverter PCB-koelleiding) om te voorkomen
dat de bedrading beschadigd wordt door hete
leidingen.
▪ Sluit het deksel stevig en schik de elektrische draden
zodanig dat het deksel of andere onderdelen niet
loskomen.
Houd de transmissiebedrading buiten de unit samen met de lokale
leidingen.
De lokale leidingen kunnen aan de voorkant of de zijkant uit de unit
worden
geleid
(naar
links
"6.4.3 Koelmiddelleidingen leggen" op
▪ Neem de volgende limieten in acht. Als de kabels tussen de units
langer zijn, kan dit een storing in de transmissie veroorzaken:
▪ Maximale draadlengte: 1000 m.
▪ Totale draadlengte: 2000 m.
▪ Maximum lengte inter-unit-bedrading tussen buitenunits: 30 m.
▪ Transmissiebedrading naar schakelaar koelen/verwarmen: 500
m.
▪ Maximum aantal aftakkingen: 16.
▪ Maximum aantal autonome onderling aansluitbare systemen: 10.
▪ Bij bedrading tussen units zijn er tot 16 aftakkingen mogelijk. Een
aftakking mag niet verder worden afgetakt (zie afbeelding hierna).
a
a
a
B
A
b
b
a
Buitenunit
b
Binnenunit
c
Hoofdleiding
d
Aftakkingsleiding 1
e
Aftakkingsleiding 2
f
Aftakkingsleiding 3
g
Een aftakking mag niet verder worden afgetakt
h
Centrale gebruikersinterface (enz.)
A
Transmissiebedrading buiten/binnen
B
Transmissiebedrading master/slave
Gebruik voor de bedrading hierboven altijd vinyldraden van
2
0,75-1,25 mm
met een mantel of kabels (2-aderig). (3-aderige
kabels zijn alleen toegelaten voor de gebruikersinterface van de
schakelaar koelen/verwarmen.)
6.8.4
Richtlijnen bij het uitslaan van de
uitbreekopeningen
▪ Het uitslaan van een uitbreekopening gebeurt met een hamer.
RYYQ+RYMQ+RXYQ8~20T7Y1B
VRV IV-systeem airconditioner
4P370475-1A – 2016.02
de
voedingskabel
en
de
of
rechts).
Raadpleeg
pagina 24.
h
d
b
e
b
g
b
f
g
b
c
▪ Na het uitslaan van de uitbreekopeningen, verwijdert u best de
bramen en brengt u reparatieverf aan op de randen en de delen
rond de randen om roestvorming te voorkomen.
▪ Draai beschermende tape rond de bedrading om beschadiging
van de draden te voorkomen wanneer u stroomkabels door de
uitbreekopeningen voert, steek de draden door lokaal voorziene
beschermende mantelbuizen op die plaats, of installeer geschikte
lokaal voorziene draadnippels of rubberen bussen in de
uitbreekopeningen.
a
b
c
a
Uitbreekopening
b
Braam
c
Verwijder bramen
d
Stop de uitbreekopeningen dicht met opvulsel (ter plaatse
klaar te maken) als de mogelijkheid bestaat dat kleine
dieren via de uitbreekopeningen in het systeem
binnendringen
6.8.5
Transmissiebedrading routeren en
bevestigen
De transmissiebedrading kan alleen door de voorkant worden geleid.
Bind de bedrading vast aan het bovenste montagegat.
8~12 HP
A
b
a
A
a
Transmissiebedrading (mogelijkheid 1)
b
Transmissiebedrading (mogelijkheid 2)
bedrading met kabelbinders aan de leidingisolatie.
c
Kabelbinder. In de fabriek geïnstalleerde
laagspanningsbedrading.
d
Kabelbinder.
(a)
Uitbreekopening vrijmaken. Sluit de opening af om te
voorkomen dat kleine dieren of vuil binnendringen.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
6 Installatie
d
14~20 HP
c
c
c
d
A
b
a
(a)
(a)
. Bind de
c
c
d
37