6 Installatie
6.5.3
Koelmiddelleiding controleren: Opstelling
p <
p >
h
A
B
g
f
a
d
D
N2
R410A
C
b
c
e
a
Reduceerklep
b
Stikstof
c
Weegschaal
d
Fles R410A-koelmiddel (hevelsysteem)
e
Vacuümpomp
f
Afsluiter vloeistofleiding
g
Afsluiter gasleiding
h
Afsluiter vereffeningsleiding (alleen voor RYMQ)
A
Klep A
B
Klep B
C
Klep C
D
Klep D
Klep
Klep A
Klep B
Klep C
Klep D
Afsluiter vloeistofleiding
Afsluiter gasleiding
Afsluiter vereffeningsleiding
OPMERKING
De aansluitingen op de binnenunits en alle binnenunits
moeten ook worden getest op lekken en op vacuüm. Houd
eventuele (lokaal voorziene) kleppen van lokale leidingen
ook open.
Zie de montagehandleiding van de binnenunit voor meer
informatie. Lektesten en vacuümdrogen moeten worden
uitgevoerd voordat de voeding van de unit wordt
ingeschakeld. Zie anders het eerder in dit hoofdstuk
beschreven stroomschema (zie
van de koelmiddelleidingen" op
6.5.4
Lektest uitvoeren
De lektest moet in overeenstemming zijn met EN378‑2.
Op lekken controleren: Vacuümlektest
1 Vacumeer het systeem aan de vloeistof- en gasleiding
gedurende meer dan 2 uur tot –100,7 kPa (– 1 ,007 bar/5 Torr).
2 Schakel de vacuümpomp uit zodra de waarde is bereikt en
controleer of de druk minstens 1 minuut niet stijgt.
3 Als de druk stijgt, dan bestaat de mogelijk dat in het systeem
vocht aanwezig is (zie vacuüm drogen onder) of dat het
systeem een lekkage heeft.
Op lekken controleren: Druklektest
1 Breek het vacuüm door het onder druk te brengen met
stikstofgas tot een minimum meterdruk van 0,2 MPa (2 bar).
Stel de meterdruk nooit in op een waarde die groter is dan de
maximum bedrijfsdruk van de unit, d.w.z. 4,0 MPa (40 bar).
2 Test
op
lekken
met
leidingverbindingen.
3 Verwijder alle stikstofgas.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
28
Stand van de klep
Open
Open
Open
Open
Gesloten
Gesloten
Gesloten
"6.5.1 Over het controleren
pagina 27).
een
bellentestoplossing
op
OPMERKING
Gebruik een aanbevolen bellentestoplossing van bij uw
groothandelaar. Gebruik geen zeepwater want hierdoor
kunnen de flaremoeren breken (zeepwater kan immers
zout bevatten en zout absorbeert vocht dat kan bevriezen
als de leidingen afkoelen), en bovendien kunnen de
flareverbindingen erdoor gaan corroderen (want zeepwater
kan ammonia bevatten dat zorgt voor een corrosief effect
tussen de messing flaremoer en de koperen flare).
6.5.5
Vacuümdrogen
OPMERKING
De aansluitingen op de binnenunits en alle binnenunits
moeten ook worden getest op lekken en op vacuüm. Laat
ook, indien aanwezig, alle (lokaal voorzien) kleppen naar
de binnenunits open.
Lektesten en vacuümdrogen moeten worden uitgevoerd
voordat de voeding van de unit wordt ingeschakeld. Zie
anders
"6.5.1
koelmiddelleidingen" op pagina 27
Ga als volgt te werk om al het vocht uit het systeem te verwijderen:
1 Vacumeer het systeem minstens 2 uur tot een streefwaarde
van –100,7 kPa (– 1 ,007 bar/5 Torr).
2 Controleer of de streefwaarde van het vacuüm minstens 1 uur
behouden blijft nadat de vacuümpomp is uitgeschakeld.
3 Als de streefwaarde niet binnen de 2 uur wordt bereikt of niet 1
uur behouden blijft, bevat het systeem mogelijk te veel vocht.
Breek in dat geval het vacuüm met stikstofgas tot een
meterdruk van 0,05 MPa (0,5 bar) en herhaal stap 1 tot 3 tot
alle vocht verwijderd is.
4 Afhankelijk van of u meteen koelmiddel wil vullen via de
koelmiddelvulpoort of eerst een deel koelmiddel vooraf wil
vullen via de vloeistofleiding, opent u de afsluiters van de
buitenunit of laat u ze dicht. Zie
bijvullen" op pagina 29
INFORMATIE
Na het openen van de afsluiter is het mogelijk dat de druk
in de koelmiddelleidingen NIET toeneemt. De reden
hiervan kan bijv. zijn dat de expansieklep in het circuit van
de buitenunit gesloten is, maar dit vormt GEEN enkel
probleem voor de goede werking van de unit.
6.6
Koelmiddelleidingen isoleren
Na de lektest en het vacuümdrogen moeten de leidingen worden
geïsoleerd. Houd hierbij rekening met de volgende punten:
▪ Isoleer de aansluitleidingen en koelmiddelaftaksets volledig.
▪ Isoleer altijd de vloeistof- en de gasleidingen (voor alle units).
▪ Gebruik hittebestendig polyethyleenschuim dat bestand is tegen
een temperatuur van 70°C voor de vloeistofleidingen en
polyethyleenschuim dat bestand is tegen een temperatuur van
120°C voor de gasleidingen.
▪ Verstevig de isolatie op de koelmiddelleiding naar gelang de
installatie-omgeving.
Omgevingstemperat
uur
alle
≤30°C
>30°C
Op de isolatie kan condens ontstaan.
Over
het
controleren
voor meer informatie.
"6.7.2 Over koelmiddel
voor meer informatie.
Vochtigheid
Minimumdikte
75% tot 80% RV
15 mm
≥80% RV
20 mm
RYYQ+RYMQ+RXYQ8~20T7Y1B
VRV IV-systeem airconditioner
4P370475-1A – 2016.02
van
de