3.2 Instructies voor de rijtraining
• De veiligheid en gezondheid van de rolstoelgebruiker komen op de eerste plaats. Hiervoor is het absoluut noodzakelijk de rijeigenschap-
pen van de e-fix te leren kennen. Uw vakhandelaar of regiohoofd van de firma Alber ondersteunen u hierbij door een kosteloze instru-
ering in de bediening van het apparaat.
• Neem de informatie, veiligheids- en gevarenaanwijzingen van uw rolstoelfabrikant in acht. Deze gelden ook bij het rijden met de e-fix.
• Start uw eerste rijpogingen met bijzondere oplettendheid en begin met uw rijtraining op een vlakke ondergrond.
• Voer uw rijtraining uit in omgevingen zonder hindernissen.
• Pas uw snelheid altijd aan de externe omstandigheden aan om bv. zonder gevaar om plotselinge hindernissen heen te kunnen rijden
resp. uw rolstoel stop te kunnen zetten.
• Druk bij het wegrijden nooit helemaal tot aan de aanslag tegen de joystick. Hierbij kan de rolstoel bewegingen uitvoeren die niet door
de rolstoelgebruiker te controleren zijn (ongevallenrisico).
• Beweeg de joystick langzaam en voorzichtig en niet met een plotselinge ruk. Vermijd het om de joystick plotseling en tot aan de aan-
12
slag te bewegen, vooral bij eventuele gevaarlijke situaties die u wilt ontwijken. Rem de e-fix voorzichtigheidshalve van te voren liever
af totdat hij volledig stilstaat.
• Als u de joystick loslaat wordt uw rolstoel zachtjes afgeremd. Als u snel moet remmen (onmiddellijke stilstand), dan drukt u de joystick
even in de tegenovergestelde richting van de rijrichting en laat hem vervolgens los.
• Rem de e-fix uitsluitend af met behulp van de joystickbesturing. Grijp daarbij nooit "ter ondersteuning" in de grijpbanden van de wie-
len.
• Voordat u met de e-fix over dalingen of stijgingen rijdt, moet u de omgang met het apparaat op vlak terrein goed beheersen.
• Rijd altijd met een volledig opgeladen accupack over stijgingen.
• Bij ritten op hellingen van welke aard dan ook is bijzondere voorzichtigheid geboden.
• Als met vol opgeladen accupack en een hoge snelheid op hellingen wordt gereden, dan kan dit als gevolg van overspanning een verla-
ging van de snelheid en een gedwongen uitschakeling van de e-fix tot gevolg hebben. Rij in zulke gevallen daarom met een langzame
snelheid op hellingen. Dit valt in het algemeen toch al aan te raden om plotseling opduikende hindernissen op tijd te kunnen ontwijken
of de rolstoel te kunnen stoppen.
• Rij nooit dwars t.o.v. stijle hellingen of iets dergelijks. Een eventuele, ongewilde verschuiving van het zwaartepunt zou tot gevolg kun-
nen hebben dat de rolstoel zijwaarts kantelt.
• Als u over schuin aflopende stoepranden e.d. rijdt, zorg er dan voor dat u de rolstoel iets tegenstuurt. Als u over kleinere hindernissen,
zoals stoepranden, heen rijdt zorg er dan voor dat u nooit parallel t.o.v. van de betreffende hindernis rijdt, maar in een rechte hoek
erover heen rijdt. Dit betekent dat allebei de wielen tegelijkertijd over de hindernis heen rijden en nooit verplaatst t.o.v. van elkaar. Rij
steeds met een lage, aan de hindernis aanpaste snelheid.
• Controleer de rechthoekige uitrichting van de voorwielen t.o.v. de grond en controleer ook de luchtdruk van de banden. Allebei de facto-
ren hebben een invloed op het rij- en remgedrag en op de actieradius van de e-fix.
• Rij nooit zonder kantelsteunen en verwijder deze uitsluitend, als u over grotere hindernissen heen wilt rijden. De rolstoelgebruiker moet
zelf beoordelen of hij hierbij de hulp van een begeleider inroept, omdat hier een verhoogd kantelgevaar bestaat.
• Bij het rijden op openbare wegen dienen de voorschriften van het wegenverkeersreglement in acht te worden genomen. Uw rolstoel
dient van de hierin voorgeschreven extra inrichtingen te worden voorzien.
3. Veiligheids- en gevarenaanwijzingen voor het rijden met de e-fix
3.1 Algemene informatie
Overtuig u voor het begin van de rit ervan dat de vastzetremmen [6] van uw rolstoel op
de e-fix wielen werden afgesteld en dat zodoende een ongewild wegrollen wordt voorko-
men. Als dit niet het geval is, gelieve u dan te wenden tot de door Alber geautoriseerde
specialist voor medische hulpmiddelen en laat de remmen daar opnieuw afstellen.
De besturing van de e-fix wielen gebeurt met behulp van de joystick van het bedienings-
apparaat (zie hoofdstuk 5.2.3). Als het systeem ingeschakeld is, wordt elke aanraking van
de joystick omgezet in een rijcommando. Dit betreft zowel de voorwaartse als de achter-
waartse beweging, als het accelereren en afremmen.
Het is daarom raadzaam om na ontvangst van de e-fix eerst een kleine rijtraining uit te
voeren. Daarmee kunt u zich grondig vertrouwd maken met de aandrijving en de moge-
lijkheden daarvan.
De e-fix wielen kunnen in de uitgeschakelde toestand eventueel ook als wielen met
handmatig bediende grijpbanden worden gebruikt (zie hoofdstuk 2.6.2). Er dient bij het
wegrijden en remmen alleen rekening te worden gehouden met het extra gewicht van de
wielen.