INSTALLATIE
Afmetingen vloeistofleiding
Bepaal de afmetingen van de vloeistofleidingen op basis van:
1.
De bedrijfsomstandigheden bij volledige capaciteit.
2.
Een maximaal drukverlies van 100 kPa
3.
Een vloeistofstroomsnelheid lager dan 2 m/s (om slugging te voorkomen).
4.
Zorg er bij vloeistofstijgbuizen voor dat de onderkoeling voldoende is om het verlies aan statische druk te compenseren en om
belvorming (gas flashing) te voorkomen
Voor MRC- en HYDROLEAN-units:
Als het koelmiddel in de vloeistofleiding overslaat in een gas, dan zal het koelsysteem niet correct werken. Het onderkoelen van de vloeistof
is de enige manier om te voorkomen dat het koelmiddel overslaat in gas door drukverlies in de leiding. Drukverliezen overeenkomend met
1,5 °C van de verzadigde temperatuur mogen niet overschreden worden. Men moet letten op de afmetingen van de vloeistofleiding
wanneer de expansieklep hoger gelegen is dan de condensor: Het totaal drukverlies in de vloeistofleiding is gelijk aan de som van het
wrijvingsverlies, plus het gewicht (g*ρ*∆h) van de koelkolom van de vloeistof. Mogelijk moet een bijkomende onderkoeler geïnstalleerd
worden om een faseverandering in de vloeistofleiding te voorkomen wanneer het totaal drukverlies te groot is. Bij 45 °C bedraagt
de volumemassa van koelmiddel R-410A in de vloeibare fase ongeveer 940 kg/m3. Een drukwaarde van 1 bar komt overeen met een
vloeistofkop van: 100 000/(940 x 9,81) = 10,8 m. De maximaal aanbevolen snelheid in de vloeistofleidingen bedraagt 1,5 m/s om hameren
van de vloeistof te voorkomen wanneer de elektromagnetische klep dicht gaat.
(2): bij 45 °C met 5 °C onderkoeling en 8 °C zuigtemperatuur; raadpleeg voor andere condities de tabel met de correctiefactoren.
Pers- en zuigleidingen
Bereken deze zo dat in er verticale leidingdelen voldoende gassnelheid is voor oliedoorvoer en een goede terugkeer van de oli e naar
de compressor (tabellen C en D).
Bepaal de afmetingen van verticale leidingen uit de volgende tabellen.
Horizontale leidingen mogen dikker zijn om het drukverlies in verticale leidingen te compenseren.
Het totale drukverlies in de leidingen moet kleiner dan of gelijk aan 1 °C zijn bij de verzadigingsdruk aan zuigzijde.
Voor MRC- en HYDROLEAN-units:
Het drukverlies bij de perszijde van de compressor (leidingen die de uitlaat van de compressor verbinden met de inlaat van de condensor)
moeten zo klein mogelijk zijn om het prestatieverlies van het systeem te beperken (bij condensatietemperatuur van 50 °C, met 1,5 °C
equivalent drukverlies (1,07 bar), neemt de vermogensinput van de compressor toe met 3% en de koelcapaciteit af met 2,5%). Maximale
koelsnelheid: 15 m/s; minimale snelheid voor horizontale leidingen: 3,5 m/s; minimale snelheid op stijgende leidingen: 8 m/s.
(1) : bij een condensatietemperatuur van 50 °C en zuigtemperatuur van 8 °C; gebruik voor andere condities de tabel met
de correctiefactoren.
CHILLER-IOM-2023.05-NL
25