Details instellingen
Menu: Configuratie
15 Collectorpomp Q5
Bij
het
koppelen
van
zonnecollector is een circulatiepomp
nodig voor het collectorcircuit.
16 Collectorpomp 2 Q16
Om de circulatiepomp van een
tweede
zonnecollectorcircuit
regelen.
17 Zonnepomp ext. wisselaar K9
De zonnepomp ext. wisselaar K9
moet worden geconfigureerd op de
multifunctionele relaisuitgang (QX)
voor de externe warmtewisselaar.
Indien een warmwaterboiler en
een bufferopslag beschikbaar
zijn, commandoregel 5841
"Externe zonnewisselaar" moet ook
worden geconfigureerd.
18 Zon ctrl elem buffer K8
Indien meerdere wisselaars deel
uitmaken van het systeem, moet de
bufferopslag worden ingesteld op de
overeenkomstige relaisuitgang en moet
het type van de zonneactuator worden
gedefinieerd in commandoregel 5840.
19 Zon ctrl elem zwembad K18Indien
meerdere wisselaars deel uitmaken van
het systeem, moet de bufferopslag
worden ingesteld op de
overeenkomstige relaisuitgang en moet
het type van de zonneactuator worden
gedefinieerd in commandoregel 5840.
20 El imm verwarmingselement K16
Het relais wordt gebruikt om een electr.
dompelaar in de bufferopslag aan te
sturen. Elektrische dompelaars moeten
altijd voorzien zijn van een
veiligheidsthermostaat.
21 Cons circuit pomp VK1 Q15
22 Cons circuit pomp VK2 Q18
23 Zwembadpomp Q19
De VK1,2 pomp kan worden gebruikt
voor een extra verbruiker. In combinatie
met een externe warmtevraag op
ingang H1,2,3 kan deze bijvoorbeeld
worden gebruikt voor toestellen als
luchtverwarmers.
24 Verwarmingscircuit pomp
HC3 Q20 Activeert pomp
verwarmingscircuit P. - Timer
programma.
Alleen het tijdschakelprogramma 3/HC3
is beschikbaar voor het
verwarmingscircuit P. Zie ook menu
"HC3 Tijdschakelprogramma".
25 - 27 2e pompsnelheid
een
Deze functie maakt het mogelijk om
een pomp van een verwarmingscircuit
met 2 niveaus te regelen, zodat de
pompoutput kan worden verminderd in
geval van een verminderd
verwarmingsniveau (bijv. 's nachts).
te
Niveau 1
Uitgang Q2/Q6/Q20
UIT
AAN
AAN
28 Verdeelventiel HC/CC1 Y21
Bedient de koelrichtingsklep Y21.
Hiervoor is een 4-draads systeem
nodig. De koelrichtingsklep wordt
gebruikt met een gemeenschappelijk
gebruikt verwarmings- en koelcircuit
om te schakelen tussen verwarming en
koelingsrail als de warmtepomp niet
alleen voor verwarming maar ook voor
koeling wordt gebruikt.
29 Luchtontvochtiger K29
Een externe ontvochtiger kan
worden ingeschakeld om de
vochtigheid in de lucht te
verminderen. Hiervoor moet een
vochtigheidssensor worden
aangesloten op de Hx ingang. De
werking van de ontvochtiger is
afhankelijk van de koelfunctie.
Bedrijfsmodi, vakantieprogramma,
aanwezigheidstoets, enz. hebben
geen invloed op de ontvochtiger.
30 Warmtevraag K27
Signaleert een op handen zijnde
warmtevraag
warmtebron door het contact te
sluiten.
Niveau 2
Uitgang Q21/Q22/Q23
UIT
UIT
AAN
HC/CC
aan
een
externe
65
Het multifunctionele relais QX voegt het
tweede niveau als volgt aan het eerste
niveau van de pomp toe:
Pomp Staat
UIT
Gedeeltelijke belasting
Volle lading
31 Aanvraag koeling K28
Zodra in koelcircuit 1 een koelvraag
bestaat, wordt uitgang K28 vrijgegeven.
Hierdoor wordt een externe
koelenergiegenerator geactiveerd.
Bij het apparaat met adres 1 is het
mogelijk dat een koelvraag van het
systeem uitgang K28 activeert. Hiervoor
moet opdrachtregel 6627 "Koelvraag"
(LPB Systeem) op "Centraal" worden
gezet.
32 Alarm Uitgang K10
Het alarmrelais geeft aan of er een
storing of fout is opgetreden.
Het contact wordt gesloten met een
vertraging van 2 minuten.
Zodra de storing is verholpen (en de
foutmelding niet meer in behandeling
is), opent het contact onverwijld.
Als de storing niet onmiddellijk kan
worden verholpen, is het nog steeds
mogelijk het alarmrelais te resetten. Dit
gebeurt met het menu "Fout"
(opdrachtregel 6710).
33 Tijdprogramma 5 K13
Het relais schakelt elk aangesloten
onderdeel op de tijden die in het
schakelklokprogramma 5 in de
commandoregels 601 - 616 zijn
ingesteld.