Basistechnieken naaien
39
Overlocksteken
Gebruik van de overlockvoet
3.5~7.0
2.0~3.0
Bevestig de overlockvoet (E).
Laat de rand van de stof tijdens het naaien
langs de rand van de naaivoet lopen.
Informatie:
Gebruik de overlockvoet alleen voor de
steken 06, 08, 12 en 21 en stel de
steekbreedte niet smaller dan "3.5" in.
Bij het gebruik van andere steken en
steekbreedtes als aanbevolen, kan het
voorkomen, dat de naald de naaivoet raakt
en breekt.
Universele naaivoet
2.5~4.5
2.0~3.0
Bevestig de universele naaivoet (T).
Voor een randafwerking moet de naaivoet
zodanig op de stof worden gezet, dat de
naald bij de rechter uitzwenking net langs de
stof steekt.