2.6 POSTAZIONI DI LAVORO E DI OMAN-
DO
POSTAZIONE A - Area di comando - Fig. 2.6
Deve essere occupata dall'operatore quando la macchina
esegue il ciclo di lavoro.
È la postazione da cui l'operatore comanda l'avvio,
l'arresto e le modalità di lavoro della macchina. Inoltre
permette il controllo visivo del ciclo di lavoro, in modo che
l'operatore possa azionare il dispositivo d'arresto d'emer-
genza in caso di situazioni potenzialmente pericolose.
AREA B - Area di lavoro della macchina è compresa
entro un perimetro che dista 0,5 m dal braccio.
L'area di lavoro B (Fig. 2.6) all'interno della quale opera
la macchina per la fasciatura dei prodotti deve rimanere
sgombera da ogni genere di ostacolo. Durante il ciclo
automatico di lavoro quest'area è interdetta a personale
estraneo.
Solamente l'operatore può avvicinarsi a tale area uni-
camente per arrestare la macchina.
L'operatore può accedere entro tale area quando la
macchina è in condizione di arresto, per le operazioni
di manutenzione, taglio, aggancio e cambio film e tutte
le procedure di programmazione e avviamento.
POSTAZIONE C - Area di manutenzione - Fig.2.6
Nell'area di manutenzione l'operatore esegue le opera-
zioni seguenti:
• cambio bobina film e aggancio del film alla pinza.
Tutte le operazioni effettuabili in posizione
"C" devono essere eseguite con carrello
tutto basso e macchina arrestata (fare ri-
ferimento al prf. 5.6 del presente manuale).
AREA D - Area di sorveglianza è compresa entro un
perimetro che dista 1,5 m.
L'area di sorveglianza D (Fig. 2.6) è presenziabile unica-
mente dall'operatore e deve essere occupata da questi
per il controllo del ciclo automatico di lavoro.
AREA E - Area di libera circolazione è oltre 1,5 m.
L'area a libera circolazione E (Fig. 2.6) non pone vincoli
di sosta o transito a personale estraneo anche quando
il ciclo di lavoro della macchina è in esecuzione.
2.6 WERK- EN BEDIENINGSSTATIONS
STATION A - Bedieningsplek - Fig. 2.6
Hier moet de operator zich bevinden wanneer de machine
de werkcyclus uitvoert.
Dit is het station vanwaar de operator het starten, stoppen
en de bedrijfsmodi van de machine bedient. Bovendien
kan de operator op de werkcyclus toezien, zodat hij de
noodstopinrichting kan bedienen in geval van potentieel
gevaarlijke situaties.
ZONE B - De werkzone van de machine ligt binnen een
omtrek van 0,5 m vanaf de verpakking.
De werkzone B (Fig. 2.6) waarbinnen de machine werkt
voor het omwikkelen van de producten, moet vrij blijven
van elk type obstakel. Tijdens de automatische werkcy-
clus is deze zone verboden voor onbevoegd personeel.
Alleen de operator kan bij deze zone komen, en enkel
om de machine stop te zetten.
De operator kan binnen deze zone komen wanneer de
machine stilstaat, voor het uitvoeren van onderhoud,
het afsnijden, vasthaken en verwisselen van de folie
en alle procedures voor het programmeren en starten
van de machine.
STATION C - Onderhoudsplek - Fig. 2.6
In de onderhoudszone voert de bediener de volgende
werkzaamheden uit:
• wisseling foliespoel en hechting van de folie aan de tang.
Voor alle werkzaamheden die in de posi-
tie "C" kunnen worden uitgevoerd, moet
de wagen volledig omlaag staan en moet
de machine stil gezet worden (raadpleeg
paragraaf 5.6 in deze handleiding).
ZONE D - De bewakingszone ligt binnen een omtrek
van 1,5 m vanaf de verpakking.
De bewakingszone D (Fig. 2.6) mag alleen door de
operator worden betreden voor het toezicht op de au-
tomatische werkcyclus.
ZONE E - De vrij toegankelijke zone ligt buiten de grens
van 1,5 m vanaf de verpakking.In de vrij toegankelijke
zone E (Fig. 2.6) bestaan er geen beperkingen voor het
zich ophouden of de doorgang van onbevoegd personeel
ook wanneer de machine in werking is.
21