Bij frontale botsingen en frontaan-
rijdingen onder een hoek worden de
inzittenden beschermd door de air-
bags voor. Als de airbags niet worden
geactiveerd bij andere soorten botsin-
gen (zijdelingse aanrijdingen, botsin-
gen van achter, over de kop slaan,
enz), betekent dit niet dat het systeem
niet goed functioneert.
Bij botsingen tegen snel vervormbare
objecten (verkeerspalen, sneeuw- of
ijs-ophopingen, enz), bij aanrijdingen
van achteren (zoals een aanrijding
door een andere auto) en bij zijde-
lingse aanrijdingen door andere auto's
of tegen veiligheidsbarrières (bijvoor-
beeld tegen de onderkant van de auto
of de vangrail), wordt de airbag niet
geactiveerd omdat geen enkele aan-
vullende bescherming wordt geboden
op de veiligheidsgordels.
Als de airbag in deze gevallen niet
geactiveerd wordt, betekent dit niet
dat het systeem niet goed functio-
neert.
AIRBAG VOOR AAN
PASSAGIERSZIJDE
De airbag voor aan passagierszijde
is ontwikkeld om de bescherming te
verbeteren van een inzittende voor
met omgelegde veiligheidsgordel.
Als de airbag volledig opgeblazen
is, vult deze het grootste deel van de
ruimte tussen het dashboard en de
voorpassagier.
ZEER
GEVAAR-
LIJK De auto is
uitgerust met een
airbag voor aan passagierszijde.
Monteer absoluut geen kinderzitje
achterstevoren op de passagiers-
stoel voor als de airbag voor aan
passagierszijde is ingeschakeld.
Als bij een ongeval de airbag in
werking treedt (opblaast), kan dit
ernstig letsel en zelfs de dood tot
gevolg hebben. Als het kinderzitje
alleen op de passagiersstoel voor
kan worden geplaatst, moet in ie-
der geval de airbag aan passagiers-
zijde worden uitgeschakeld. Bo-
vendien moet de stoel zo ver mo-
gelijk naar achteren zijn gescho-
ven om te voorkomen dat het kin-
derzitje eventueel in aanraking
komt het dashboard. Ook als het
niet wettelijk verplicht is, raden
wij u aan, voor een optimale be-
scherming van de volwassenen, de
airbag onmiddellijk weer in te
schakelen zodra er geen kinderen
meer worden vervoerd.
89