6.5 -
INSTALLATIEPROCEDURES
6.5.1 - INSTALLATIEPROCEDURE VOOR DE APPARATUUR IN DE LIJN
Handel als volgt voor de installatie van de apparatuur in de lijn:
Stap
Actie
1
Breng de apparatuur in positie in het stuk van de lijn dat daarvoor bestemd is.
2
Breng de pakkingen in positie tussen de flens van de lijn en de flens van de apparatuur.
3
Steek de bouten in de daarvoor bestemde gaten van de aansluitflenzen.
4
Schroef de bouten vast en volg daarvoor de technische regels voor het aanhalen van de flenzen.
6.5.2 - AANSLUITING VAN DE IMPULSLEIDINGEN OP DE STROOMAFWAARTSE LEIDING
Om een correcte werking te verkrijgen is het noodzakelijk dat:
•
de stroomafwaartse afsluitklep op een afstand geplaatst is van minstens 6 keer de nominale diameter van de
stroomafwaartse buis van de apparatuur;
•
de stroomafwaartse impulsleidingen op een rechtlijnig stuk leiding (met gelijke diameters) geplaatst zijn die een leng-
te heeft van minstens 4 keer de nominale diameter van de leiding zelf.
•
de snelheid van het onder druk staande fluïdum in het opnamepunt niet de volgende waarden overschrijdt:
Vmax = 30 m/s per Pa > 5 bar
Vmax = 25 m/s per Pa < 5 bar
BLOKKEERKLEP
|
INSTALLATIE
NL
Handleiding gebruik, onderhoud en waarschuwingen
Afb. 6.8. Op de leiding gelaste aansluitingen
|
HERZ. 00
Tab. 6.31.
52