4.7
Menu Instellingen laadsysteem (systeem 4 en 5)
De instellingen van het laadsysteem zijn in de bedieningseenheid onder
warmwatersysteem I instelbaar. De basisparameters voor warm water
zijn in de handleiding van de bedieningseenheid beschreven. Voor
laadsystemen 4 en 5 staan de volgende aanvullende parameters ter be-
schikking:
Menupunt
Instelbereik: functiebeschrijving
Pompregeling
PWM | 0 ... 10 V: type pompregeling voor boilerlading
Min. pomptoe-
5 ... 15 ... 100 %: minimale modulatie van de boilerlaadpom-
rental
pen. Met deze instelling wordt de totale curve van de toerental-
regeling verhoogd. Afhankelijk van het pomptype varieert het
werkelijke pomptoerental.
Puls sec. pomp Ja | Nee: pompimpuls van de secundaire pomp voor aanstro-
ming van de temperatuursensor in de warmtewisselaar
Toerent. v. im-
5 ... 30 ... 100%: minimale modulatie van de boilerlaadpomp
puls sec.pmp
bij pompimpuls
Start boiler-
Temperatuurafhankelijk: pas wanneer de temperatuur in de
laadpomp
evenwichtsfles/warmtewisselaar hoger is dan de temperatuur
in de boiler, wordt bij een boilerbelading de boilerlaadpomp in-
geschakeld
Direct: bij een boilerbelading wordt de boilerlaadpompen on-
afhankelijk van de aanvoertemperatuur direct ingeschakeld.
Deze instelling wordt bij systemen met geringe dode keteltij-
den aanbevolen, om de warmte zo snel mogelijk af te voeren.
Min. temp.
0 ... 6 ... 10 K: temperatuurverschil tussen de evenwichtsfles
verschil
en de boilertemperatuur bij de start van de boilerlaadpomp (al-
leen beschikbaar, wanneer in het menu Start boilerlaadpomp
Temperatuurafhankelijk gekozen is).
Tabel 71
4.7.1
Correctie sensorwaarde warmwatertemperatuur
Om een realistische weergave van de temperatuur in het bovenste deel
van de boiler te waarborgen, wordt de weergavewaarde voor de warm-
watertemperatuur in de bedieningseenheid met 3 °K verhoogd. Dit com-
penseert de sensorpositie in het midden van de boiler.
4.7.2
Servicebedrijf
Wanneer bij een aangesloten warmteproducent het servicebedrijf actief
wordt, schakelen de pompen van het laadsysteem voor de warmteafvoer
automatisch in. Neem de volgende aanwijzingen in acht:
Laadsysteem 4 – boiler
In servicebedrijf worden de primaire en secundaire pomp met maximaal
toerental ingeschakeld. Zodra de ingestelde warmwatertemperatuur
+1 °K in de boiler wordt bereikt, schakelen de pompen uit.
Wanneer de boiler de ingestelde warmwatertemperatuur al voor het star-
ten van het servicebedrijf heeft bereikt, starten de pompen van het
laadsysteem niet. Het servicebedrijf is pas weer na een grotere warmte-
afgifte mogelijk.
VOORZICHTIG
Gevaar voor letsel door hete vloeistoffen door uitgeschakelde toe-
rentalregeling in servicebedrijf.
▶ Warmwatertappunten sluiten.
▶ Informeer de bewoners over het gevaar voor brandwonden
Laadsysteem 5 – buffervat
In servicebedrijf wordt de secundaire pomp met maximaal toerental in-
geschakeld. Zodra een boilertemperatuur van 80 °C wordt bereikt,
schakelt de pomp uit.
Wanneer de boiler voor het starten van het servicebedrijf al een tempe-
ratuur van 80 °C heeft bereikt, start de pomp van het laadsysteem niet.
Het servicebedrijf is pas weer na een grotere warmteafgifte mogelijk.
MS 200 – 6721842837 (2022/07)
4.8
Menu Diagnose
De menu's zijn afhankelijk van de geïnstalleerde bedieningseenheid en
het geïnstalleerde systeem.
4.8.1
Functietest
VOORZICHTIG
Verbrandingsgevaar door uitgeschakelde boilertemperatuurbe-
grenzing tijdens de werkingtest!
▶ Sluit de tappunten.
▶ Informeer de huisbewoners over het verbrandingsgevaar.
Wanneer een module MS 200 is geïnstalleerd, wordt het menu Solar,
Omladen of Warm water getoond.
Met behulp van dit menu kunnen pompen, mengers en ventielen van de
installatie worden getest. Dit door deze op verschillende instelwaarden
in te stellen. Of de mengkraan, de pomp of het ventiel overeenkomstig re-
ageert, kan op het betreffende onderdeel worden gecontroleerd.
• Mengkraan, ventiel bijvoorbeeld 3-wegmengventiel (cv-ondersteu-
ning instellen) (instelbereik: Dicht, Stop, Open)
– Dicht: ventiel/mengkraan gaat geheel dicht.
– Stop: ventiel/mengkraan blijft in de actuele positie.
– Open: ventiel/mengkraan gaat geheel open.
4.8.2
Monitorwaarden
Wanneer een module MS 200 is geïnstalleerd, wordt het menu Solar,
Omladen of Warm water getoond.
In dit menu kan informatie over de actuele toestand van de installatie
worden opgeroepen. Hier kan bijvoorbeeld worden getoond of de maxi-
male boilertemperatuur of de maximale collectortemperatuur is bereikt.
Beschikbare informatie en waarden zijn daarbij afhankelijk van de geïn-
stalleerde installatie. Technische documenten van de warmteproducent,
de bedieningseenheid, de aanvullende module en andere installatiede-
len respecteren.
Het menupunt Status toont bijvoorbeeld onder de menupunten Zonne-
pomp, cv-ondersteuning of Omladen, in welke toestand het voor de
functie relevante bouwdeel zich bevindt.
• TestMod: handmatige modus actief.
• B.bev.: blokkeerbeveiliging – pomp/ventiel wordt regelmatig kort in-
geschakeld.
• gn.warm: geen solarenergie/warmte aanwezig.
• W.aanw.: solarenergie/warmte aanwezig.
• Gew.uit: solarinstallatie niet ingeschakeld.
• Max.b.: maximale boilertemperatuur bereikt.
• Max.coll.: maximale collectortemperatuur bereikt.
• Min.coll.: minimale collectortemperatuur niet bereikt.
• Vorstb.: vorstbeveiliging actief.
• Vac.fct : vacuümbuisfunctie actief.
• U.Check: omschakelcontrole actief.
• Schak: omschakeling van secundaire boiler naar voorrangsboiler of
omgekeerd.
• Voorr: voorrangsboiler wordt opgewarmd.
• Th.des.: thermische desinfectie of dagelijkse opwarming actief.
• Mng.kal: mengkraankalibratie actief.
• Meng.op: mengkraan opent.
• MenToe: mengkraan sluit.
• Meng. uit: mengkraan stopt.
4.9
Menu Info
Wanneer een module MS 200 is geïnstalleerd, wordt het menu Solar,
Omladen of Warm water getoond.
Dit menu bevat de informatie over de installatie ook voor de gebruiker
(meer informatie bedieningshandleiding van de bedieningseenheid).
Inbedrijfstelling
79