Installatie
Collectorkoelfunctie
De collectorkoelfunctie is een Delta T-regeling. Bij te hoge temperaturen
aan de collectortemperatuursensor moet oververhitting worden voorko-
men door koeling van de collector. De warmte van de collector wordt met
een pomp naar de noodkoelinrichting getransporteerd. De hydraulische
schakeling is vergelijkbaar met functie C. Het is niet mogelijk twee collec-
torvelden te koelen.
Bij een storing van de collectortemperatuursensor wordt de collector-
koelfunctie niet uitgevoerd.
De functie wordt in het menu alleen vrijgeschakeld als de betreffende
aansluitklemmen vrij zijn.
Aansluitmogelijkheden pomp (PS10) voor de koeling:
▶ Wanneer alleen MS 200 aanwezig is, aansluiten op MS 200 op de
aansluitklemmen PS4 ( afb. 38 aan einde van het document).
-of-
▶ Wanneer MS 200 en MS 100 aanwezig zijn, aansluiten op MS 100 op
de aansluitklemmen PS3 (niet afgebeeld).
Circulatie- en laadsystemen
Aan het eind van het document zijn de benodigde aansluitingen en de bij-
behorende hydraulische schema's van deze voorbeelden weergegeven.
De toekenning van het aansluitschema aan het circulatie-/laadsysteem
kan met de volgende vragen worden vergemakkelijkt:
• Welke installatie
is aanwezig?
• Welke functies
(zwart weergegeven) zijn aanwezig?
• Zijn extra functies
aanwezig? Met de extra functies (grijs weer-
gegeven) kan het tot nu toe geselecteerde circulatie- en laadsysteem
worden uitgebreid.
Beschrijvingen van de circulatie- en laadsystemen en de functies vindt u
verderop in het hoofdstuk specificaties van het product.
Installatie
3
A
–
4
–
–
–
–
–
Tabel 61 Voorbeelden van vaak voorkomende installaties
(beperkingen in combinatie met de bedieningseenheid van een
warmtepomp (HPC 400/HPC 410) aanhouden)
Circulatie- of laadsysteem 3/4
Circulatie- of laadsysteem 5
Circulatie- of laadfunctie
Extra functie (grijs weergegeven)
A
Thermische desinfectie
70
MS 200 MS 100
Aansluit-
schema aan
het eind van
het docu-
ment
3A
–
–
4
–
–
5
5
–
3.2.4
Overzicht bezetting aansluitklemmen
Dit overzicht toont voor alle aansluitklemmen van de module voorbeel-
den van welke installatiedelen kunnen worden aangesloten. De met * ge-
markeerde bestanddelen (bijvoorbeeld VS1 of VS3) van de installatie
zijn als alternatief mogelijk. Afhankelijk van de toepassing van de module
wordt een bestanddeel op de aansluitklem "VS1/PS2/PS3" aangeslo-
ten.
Meer complexe solarinstallaties worden in combinatie met een tweede
solarmodule gerealiseerd. Daarbij zijn van het overzicht van de aansluit-
klemmen afwijkende bezettingen van de aansluitklemmen mogelijk
( aansluitschema's met installatievoorbeelden).
MS 200 – 6721842837 (2022/07)