6.
Plaats snel de ringen (5) en de moeren (6) op de bouten (7) en draai beide
moeren handvast aan zodat de flens op de romp komt te zitten.
7.
Draai de moeren (5) aan met 15 Nm.
8.
Controleer of er afdichtingsmiddel rondom de afdichtvlakken uittreedt.
Herhaal het proces als dit niet het geval is.
9.
Verwijder het uittredende afdichtingsmiddel en de tape voordat het afdich-
tingsmiddel uithardt.
10.
Laat het afdichtingsmiddel uitharden volgens de instructies van de fabri-
kant.
6.4.2 Motor monteren/demonteren
VOORZICHTIG
Letselgevaar door hoog gewicht van het onderdeel. Dit kan tot lichte of mid-
delzware lichamelijke letsels leiden.
•
Til zware onderdelen niet alleen.
•
Gebruik zo nodig een geschikt hijswerktuig.
Motor monteren
2
1
AANWIJZING! Takel of houd de motor niet aan de kabels, maar aan de behui-
zing.
1.
Vernieuw de afdichtingsringen (1) na elke demontage.
2.
Breng indien nodig een zoutwaterbestendig smeermiddel op de afdichtings-
ringen en de schachtbuis (2) aan, maar zorg ervoor dat er geen smeermid-
del op het membraan (3) komt.
AANWIJZING! Een defect membraan (3) kan leiden tot materiële schade als
gevolg van het binnendringen van water. Wees voorzichtig dat u het membraan
niet beschadigt.
8
10
7
9
3
3.
Plaats de afdichtingsringen (4) en het klemstuk (5) en monteer de schroeven
(6), maar draai ze nog niet vast.
4.
Voer de kabels (7) door de flensbuis (8) en steek de asbuis (9) voorzichtig
in de flensbuis. Let op dat u daarbij de afdichtingsringen en het membraan
niet beschadigt.
5.
Plaats de motor op de inbouwflens (10). Let daarbij op de montagerichting.
NL
DA
4
5
6
19