Machine aan- en afkoppelen
68
1. Controleer de machine bij het aankoppelen grondig op zichtbare
gebreken. Neem hierbij de informatie in het hoofdstuk "Verplich-
tingen van de chauffeur", blz. 9in acht.
2. Stuur personen weg uit de gevarenzone tussen tractor en ma-
chine voordat u naar de machine rijdt.
3. Rijd de tractor achteruit naar de machine, zodat de trekstangha-
ken van de tractor over de onderste koppelingspunten van de
machine vallen.
4. Beveilig de tractor tegen onbedoeld starten en wegrollen. Zie
hiertoe het hoofdstuk "Tractor tegen onbedoeld starten en weg-
rollen beveiligen", vanaf blz. 65.
5. Monteer de trekstang op de trekstangpennen (cat. I of II) en
borg deze met een lunspen.
6. Monteer de topstang met de topstangpen (cat. I of II) en borg
deze.
7. Koppel de cardanas aan; zie hiervoor het hoofdstuk "Cardanas
aankoppelen", vanaf blz. 44.
8. Sluit de hydraulische slangen aan; zie hiervoor het hoofdstuk
"Hydraulische slangen aansluiten", vanaf blz. 48.
9. Sluit het verlichtingssysteem aan; zie hiervoor het hoofdstuk
"Verkeerstechnische uitrustingen", blz 32.
E+S BAG0084.6