7
Omgaan met bedrukt papier
Het printerstuurprogramma is ontwikkeld om u de best mogelijke uitvoer van verschillende afdruktaken
te garanderen. Maar wellicht wilt u zelf meer controle hebben over het uiterlijk van de afdrukken.
U kunt de screeningmethoden, grafische effecten en opvulresolutie tijdens het afdrukken zelf beheren.
U kunt deze instellingen eenvoudig wijzigen met het printerbesturingsprogramma, het
bedieningspaneel of MarkVision. Als u een instelling wijzigt, is dat van invloed op de uitvoer van
afgedrukte documenten.
U kunt altijd de fabrieksinstellingen van de printer herstellen door de knop voor standaardinstellingen
te kiezen in het scherm van het printerstuurprogramma of door de standaardinstellingen te herstellen
via het bedieningspaneel.
Instellingen van het stuurprogramma
Afdrukkwaliteit
Uw printer is een vierkleurenprinter die gebruikmaakt van het CMGZ-kleurenmodel. Een van de
belangrijkste zaken bij het afdrukken met behulp van het CMGZ-model is de manier waarop de printer
elk van de vier kleuren combineert op de afdruk. Het proces dat wordt gebruikt voor de productie van
deze hoogwaardige afdruk wordt screening genoemd.
Als u afdrukt in kleur, wordt gebruikgemaakt van vier kleurvlakken of -schermen. Voor elk van deze
kleurvlakken wordt een afzonderlijk stippenpatroon gemaakt. Deze afzonderlijke stippenpatronen
worden vervolgens gecombineerd ("op elkaar gelegd") om het uiteindelijke kleurenbeeld te
produceren.
Deze kleurenprinter maakt gebruik van verschillende screeningmethoden op basis van het materiaal
dat u wilt afdrukken.
Er zijn twee instellingen voor de afdrukkwaliteit beschikbaar: 600 dpi (dots per inch) en 2400 IQ
(beeldkwaliteit). De instelling 600 dpi heeft als resultaat een resolutie van 600 x 600 dpi. De
30