Inhoudsopgave
Advertenties
9.5.3 Rouleren met vast aantal uren
Een systeem met zowel werkende units als units in standby wordt ongelijk belast, waardoor sommige units
sneller verouderen dan andere. Om dit te ondervangen is rouleren mogelijk via het LAN, zodat de draaiuren
goed over de units verdeeld worden. Het komt erop neer dat bij het rouleren een unit in standby wordt
geschakeld en een unit die eerst standby stond het overneemt.
Het rouleren met een vast aantal uren gaat uit van een parameter die een rouleerinterval vastlegt.
De programmeerbare minimumtijd is 0 uur; in dit geval wordt elke 5 minuten getest op de noodzaak te
rouleren. de maximumtijd is 240 uur (10 dagen). De tijd wordt geteld van het opstarten van de unit met LAN-
adres 1, die het rouleren beheert. Het rouleren is mogelijk volgens de LAN-adressen of op aantal draaiuren.
Bij rouleren op adres schakelt de unit met het hoogste adres (van de werkende units) om naar standby,
terwijl de unit met het laagste adres van standby naar de werkend toestand gaat.
Bij het rouleren op draaiuren wordt de unit (van de werkende units) die in totaal al het langst in bedrijf
is geweest, het eerst naar standby geschakeld, terwijl de tot dan minst gebruikte unit nu wordt ingezet.
9.5.4 Rouleren met vast aantal dagen
Met de optionele klokkaart wordt het ook mogelijk het rouleerinterval in te stellen in dagen (max. 7) en uren.
Deze manier van rouleren werkt hetzelfde als het rouleren met een vast aantal dagen, maar nu is het
te programmeren met dagen en uren.
9.5.5 Rouleren op basis van draaiuren
Deze vorm van rouleren werkt op basis van de unit met het hoogste en die met het laagste aantal draaiuren,
waarbij eerstgenoemde in standby gaat en laatstgenoemde wordt ingeschakeld. Het referentieaantal van
de draaiuren is hetzelfde als dat van de uittredeventilatoren; om praktische redenen kunnen ze worden
aangepast in schermen E6 en E7 van het onderdeel Onderhoud (Maintenance).
9.6 Master-besturing
De units in het LAN en in de modus aanwezig/... volgen dezelfde logica als de unit met LAN-adres 1,
die fungeert als 'driver' zodat het systeem kan werken met dezelfde logica. Deze opzet voorkomt dat units
elkaar zouden gaan tegenwerken, wat zou kunnen gebeuren in grote installaties met sterk verschillende
temperaturen of vochtigheid. In zo'n situatie zou elke unit kunnen reageren op zijn eigen temperatuur-
en vochtigheidsvoelers, waardoor ongecontroleerd bevochtigen, ontvochtigen, verwarmen en koelen kan
plaatsvinden. Dat zou hun effect teniet doen en leiden tot energieverspilling.
WAARSCHUWING: De temperatuur- en vochtigheidsvoelers van de 'driver'-unit moeten zich bevinden in
een gemiddelde positie binnen de geregelde omgeving.
De 'driver'-unit verstuurt de informatie over de uit te voeren acties over het LAN (local area network).
De netwerkunits kunnen zo worden aangestuurd door zowel de aflezing van de betreffende voelers als op
aanwijzing van de 'driver' unit, zodat de apparatuur kan inschakelen wanneer de twee factoren samenvallen.
De driver-unit past de werking van de units aan zodra de gemeten temperatuur of vochtigheid afwijkt van
het setpoint, zelfs al is het verschil maar heel klein.
Ingeval van stroomuitval of als de 'driver'-unit geen verbinding meer heeft met het LAN, gaan de slaves weer
onafhankelijk werken op basis van de betreffende voelers waarnemingen.
{S:66
B:1}{
Advertenties
Inhoudsopgave
