Watson-Marlow 620UN, 620U, 620SN, 620S Handleiding
Sluit nooit netspanning aan op de D-connectoren.
Sluit de juiste signalen aan op de hieronder
weergegeven pinnen. Beperk signalen tot de
aangegeven maximumwaarden. Voer geen spanning
over andere pinnen. Er kan dan blijvende schade
ontstaan, die niet onder de garantie valt.
21.1 Toerental: Analoge input
Het toerental van de pomp kan op afstand worden bediend m.b.v. een van deze
methodes: een analoog spanningssignaal in het bereik 0-10 V of 1-5 V; of een
analoog stroomsignaal in het bereik 4 - 20 mA; of een externe potentiometer.
Het analoge processignaal moet naar pin 4 op de onderste D-connector worden
gestuurd. 0 V naar pin 16. De pomp zal reageren met een stijging van het debiet bij een
toenemend stuursignaal (niet-omgekeerde respons) of een toename van het debiet bij
een dalend stuursignaal (omgekeerde respons). Zie 16.2 Analoog in het Setup-menu.
4-20 mA circuitimpedantie: 250 Ω.
Bij spanningsmodi kan een stabiele, betrouwbare spanningsbron met een
gelijkspanningsmeter worden gebruikt. Circuitimpedantie: 22 kΩ.
Omkering van de respons wordt in de software ingesteld. Keer de polariteit van
de pinnen niet om.
Een externe potentiometer met een nominale waarde tussen 1 k en 2 k met een
minimum van 0,25 W moet worden aangesloten zoals getoond. Bij gebruik van een
externe potentiometer, sluit dan geen spannings- of stroomstuursignaal
tegelijkertijd aan. Het toerentalstuursignaal zal moeten worden gekalibreerd
afhankelijk van de minimum- en maximuminstellingen van de potentiometer. Dit
vindt softwarematig plaats - zie 16.1 Trimmen in het Setup-menu.
Bij gebruik van een externe potentiometer, is het belangrijk dat de analoge input in
het Setup-menu op Spanning wordt ingesteld. Anders zal de referentie-
spanningstoevoer van pin 21 worden overbelast en niet de volle 5 V of 10 V leveren.
62