Analoge interface
– Om een juiste werking van het instrument te waarborgen,
dient de impedantie van de 4 tot 20 mA signaallus niet
meer te bedragen dan 500 Ohm. Afhankelijk van de
gebruiksspanning en toepassing , dient men een bepaalde
minimum impedantie aan te houden
17.2 Signaaloverdracht naar centrale.
Optie voor relais
– Max 5 A stroom voor relais toegestaan (SPDT contact 5 A
bij 230 VAC, 5 A bij 30 VDC)
– Bij spanningen >30 V AC of >42,4 V DC moeten de
relaiskabels worden ommanteld door een beschermbuis
of moeten dubbel geïsoleerde kabels worden gebruikt.
– De bedrading voor de optionele relaismodule moet
worden gekozen en gezekerd in overeenstemming met de
nominale spanningswaarden, stroomwaarden en
omgevingsomstandigheden.
– Spanningsverschillen kunnen leiden tot isolatiefouten.
Meng geen elektrische lasten met verschillende
spanningstypen (AC of DC). Controleer bij gebruik van
DC-lasten dat de relaiscontacten alleen apparaten met
dezelfde DC-voedingsspanning aansturen. Controleer bij
gebruik van AC-lasten dat de relaiscontacten alleen
worden aangesloten op apparaten met een
gemeenschappelijke fase.
1.5
Inbedrijfstelling
– Zorg ervoor dat de bedrading voor de relais en
aansluitingen voor de sensor zijn gemaakt, alvorens er
spanning op te zetten.
– Voordat u het instrument voor normaal gebruik vrijgeeft,
controleert u de opstelling en kalibratie op de juiste
instellingen.
1.5.1 Kalibratie
– Voor een juist gebruik past u nooit de gevoeligheid aan,
alvorens de nulaanpassing te voltooien. Door deze
handelingen in een andere volgorde uit te voeren, kan de
kalibratie foutief zijn.
– De waarde zal lager zijn dan de waarde die op zeepeil
wordt afgelezen, indien de gewenste handeling zich op
grote hoogte bevindt (lagere gedeeltelijke druk). Een
nieuwe gevoeligheidskalibratie wordt aanbevolen, indien
de hoogte of de omgevingsdruk is veranderd. De kalibratie
is af-fabriek ingesteld op zeepeil.
– Dräger beveelt kalibratie instrumenten met doelgas aan.
Deze methode is nauwkeuriger dan een
surrogaatgaskalibratie. Het is alleen toegestaan een
surrogaatgaskalibratie uit te voeren als alternatief, indien
een doelgaskalibratie niet mogelijk is.
– Methaan en waterstof dienen uitsluitend te worden
gekalibreerd met doelgas en niet met een surrogaatgas.
Gebruiksaanwijzing
|
Dräger PointGard 2000 Series
1.6
Tijdens bedrijf
Gevaar van een elektrische schok
Het openen van het instrument tijdens gebruik kan leiden tot
een elektrische schok.
► Koppel de spanning af van het instrument en wacht ten
minste 1 minuut alvorens verder te gaan.
1.6.1 Onderhoud
– De onderhoudsintervallen moeten voor iedere installatie
afzonderlijk worden bepaald. Afhankelijk van
veiligheidsoverwegingen en de toepassingsspecifieke
omstandigheden waarin het instrument wordt gebruikt,
moeten deze mogelijk worden verkort.
– Raadpleeg het onderhoudgedeelte in de
gebruiksaanwijzing van de transmitter.
2
Aanwijzingen in dit document
2.1
Betekenis van de waarschuwingen
In dit document worden de volgende waarschuwingen
gehanteerd om de gebruiker te waarschuwen voor mogelijke
gevaren. De betekenissen van de waarschuwingen zijn als
volgt gedefinieerd:
Waar-
Signaalwoord Classificatie van de waar-
schu-
wingssym
bool
WAARSCHU-
WING
VOORZICH-
TIG
AANWIJZING Wijst op een potentieel gevaar-
2.2
Typografische verklaringen
Tekst
Vetgedrukte teksten geven labels op het apparaat
en schermteksten aan.
►
Deze driehoek markeert bij waarschuwingen de
mogelijkheden ter voorkoming van het gevaar.
>
Het groter dan teken geeft een navigatiepad in
een menu aan.
Dit symbool markeert informatie die het gebruik
van het product vergemakkelijkt.
Aanwijzingen in dit document
schuwing
Wijst op een potentieel gevaar-
lijke situatie. Wanneer deze
niet wordt voorkomen, kan dit
leiden tot ernstig of dodelijk let-
sel.
Wijst op een potentieel gevaar-
lijke situatie. Wanneer deze
niet wordt voorkomen, kan dit
leiden tot letsel. Kan ook wor-
den gebruikt als waarschuwing
voor ondeskundig gebruik.
lijke situatie. Wanneer deze
niet wordt voorkomen, kan dit
leiden tot schade aan het pro-
duct of het milieu.
7