Inhoudsopgave
Advertenties
Probleemoplossing
Voer een gevoeligheidskalibratie uit.
1. Selecteer Calibration > Span calibration en bevestig.
Het onderhoudssignaal wordt overgedragen door de
analoge interface, er worden geen alarmen of
foutrelais geschakeld en het pictogram
weergegeven.
De parameters voor het kalibratiegas worden
weergegeven, bijv.:
Gas : H
S
2
Unit: ppm
Concentr.:25
2. Als de weergegeven parameters niet overeenkomen met
het doelgas, stelt u de parameters bij:
a. Selecteer Gas en bevestig.
b. Selecteer het kalibratiegas uit de lijst en bevestig.
c. Selecteer Unit en bevestig.
d. Selecteer de meeteenheid uit de lijst en bevestig.
e. Selecteer Conc. en bevestig.
f. Stel de concentratie van het kalibratiegas in.
3. Als de instellingen juist zijn:
a. Selecteer Next en bevestig.
Een melding zoals Gas flow ON H
weergegeven.
4. Kalibratiegas toepassen.
a. Stel de gasstroom in overeenkomstig de gebruikte
sensor (zie "Gasflow voor kalibraties", pagina 16)
5. Selecteer Next en bevestig.
De actuele waarde wordt weergegeven
De kalibratie uitvoeren nadat de sensor gedurende 3
minuten met het testgas is gebruikt en de weergegeven
2)
waarde stabiel is
:
6. Selecteer Next en bevestig.
De melding please wait... wordt weergegeven.
De nieuwe huidige waarde wordt weergegeven.
7. Selecteer Next en bevestig.
8. Sluit de gasstroom en verwijder de kalibratieadapter van
de sensor of koppel de leiding af.
Indien de huidige waarde zich niet in het alarmbereik
bevindt:
9. Selecteer Next en bevestig.
Het instrument gaat terug naar het kalibratiemenu.
8.6
Automatische kalibratie
Raadpleeg voor meer informatie en configuraties het
technisch handboek 9300148.
1) Niet van toepassing op alle sensoren (zie "Display, analoge interface
en relaisstatus", pagina 12).
2) Bij LC-sensoren moet het testgas gedurende ten minste 6 minuten
worden gebruikt.
18
wordt
1)
S wordt
2
9
Probleemoplossing
Als het display niet naar behoren werkt, dient u het instrument
door Dräger te laten nakijken.
Als het instrument niet inschakelt, controleert u of de voeding
niet in orde is.
– Bedrading van de voedingskabel
– Toestand van de zekering. Indien defect, vervangt u de
zekering.
Als het instrument nog steeds niet inschakelt, dient u het
instrument door Dräger te laten nakijken.
9.1
Verwisselen van de zekering
1. Open het instrument.
2. Trek de zwarte zekeringkap los ( 14 resp. 17 )
3. Vervang de oude zekering door een nieuwe zekering. Zie
voor de specificaties van zekeringen
17.3 Voedingsspanning.
4. Sluit het instrument.
5. Stel het instrument in bedrijf.
9.2
Storingen
Storings-
Oorzaak
nummer
001,
Ernstige storing
003 - 005,
instrument, ver-
011 - 014,
schillende oorza-
020 - 024,
ken.
043, 060,
067
002,
Ernstige gege-
025 - 027,
vensfout in het
030 - 034,
instrument, ver-
041, 042,
schillende oorza-
044, 050,
ken.
052, 081,
085
010
4 tot 20 mA interfa-
cekabel niet aan-
gesloten.
045
Instrument detec-
teert geen sensor.
051, 054
Foutieve nulkali-
bratie.
055
Foutieve gevoelig-
heidskalibratie.
076,
Storing instrument. Controleer de elektrische
080 - 084
Gebruiksaanwijzing
Oplossing
Laat het apparaat nakijken
door DrägerService.
Zet het instrument terug
naar de fabrieksinstellin-
gen. Indien deze storing
zich weer voordoet: Laat
het apparaat nakijken door
DrägerService.
Controleer de 4-20 mA
interface-aansluiting.
Controleer de verbindin-
gen. Indien deze storing
zich weer voordoet: Laat
het apparaat nakijken door
DrägerService.
Voer een nulkalibratie uit.
Voer een gevoeligheidskali-
bratie uit.
verbindingen. Indien deze
storing zich weer voordoet:
Laat het apparaat nakijken
door DrägerService.
|
Dräger PointGard 2000 Series
Advertenties
Inhoudsopgave
