Inhoudsopgave
Advertenties
Configuratie van geïntegreerde alarmgevers
rechts
3. Sluit de kap en haal de schroeven (2) met het juiste
moment aan (22 Lbs. In. / 2.5 Nm).
11.11.2 Wijzigen van het displaycontrast
1. Selecteer Settings > Instrument > Display > Display
contrast en bevestig.
2. Wijzig het contrast en bevestig.
11.11.3 De displaymodus wijzigen
1. Selecteer Settings > Instrument > Display > Display
mode en bevestig.
2. Selecteer de gewenste modus en bevestig.
Norm
Non-display
Als een alarm wordt geactiveerd, toont het display de actuele
gasconcentratie en de rode LED knippert ongeacht de
geselecteerde displaymodus.
12
Configuratie van geïntegreerde
alarmgevers
Raadpleeg voor meer informatie en configuraties het
technisch handboek 9300148.
12.1 DIP-schakelaar
De 5 pinnen op de DIP-schakelaar worden gebruikt voor het
configureren van de alarmpatronen van geïntegreerde
alarmgevers.
Pin ON (AAN)
1)
Claxon is actief bij A2 alar-
1
men.
Claxon is actief bij A1 alar-
1)
2
men.
3
Alarmpatroon van de knip-
perlampen voor de
groen/rood knipperlamp
combinatie.
4
Claxon is actief.
5
Claxontoon: Continu
1) De pinnen 1 en 2 gelden niet voor instrumenten met een groen/rood
knipperlamp combinatie.
Standaard instellingen van de DIP-schakelaar voor de
amber/rood knipperlamp combinatie
1
2
ON (AAN) OFF (UIT) OFF (UIT) ON (AAN) OFF (UIT)
24
achtergrondverlichting kleur
groen
Toont de standaardweergave
Toont het startscherm en de
toepasselijke pictogrammen.
OFF (UIT)
Claxon is niet actief bij A2
alarmen.
Claxon is niet actief bij A1
alarmen.
Alarmpatroon van de knip-
perlampen voor de
amber/rood knipperlamp
combinatie.
Claxon is niet actief.
Claxontoon: Pulserend
Pinnen
3
4
Standaard instellingen van de DIP-schakelaar voor de
groen/rood knipperlamp combinatie.
1
ON (AAN) OFF (UIT) ON (AAN) ON (AAN)
12.1.1 Instellen van de DIP-schakelaar pinnen
1. Open het instrument.
2. Toggle de DIP-schakelaar pinnen:
naar links
naar rechts
3. Sluit het instrument.
4. Stel het instrument in bedrijf.
13
Interface instellingen
13.1 4-20 mA interface
De stroomuitgang van het instrument ligt tijdens normaal
gebruik tussen 4 en 20 mA en is evenredig aan de
gedetecteerde gasconcentratie.
PointGard 2xx0 gebruikt verschillende stroomwaarden om de
diverse gebruiksmodi aan te geven. De gebruiker kan de
standaard fabrieksinstellingen aanpassen voor
applicatiespecifieke vereisten. Dit is overeenkomstig de
NAMUR NE43 aanbeveling.
13.1.1 Volledige schaaluitslag
Alleen PointGard 2100 EC, 27x0 IR en 2200 CAT Remote LC
Sommige sensoren bieden een instelbare volledige
schaaluitslag ter beperking van het meetbereik voor de 4-
20 mA interface.
De volledige schaaluitslag (FSD) stelt een eindpunt in binnen
het meetbereik van de sensor. Zodra de gasconcentratie dit
eindpunt bereikt, verzendt de 4-20mA interface een 20mA
signaal.
Voorbeeld: Benodigd bereik 0 tot 500 ppm CO (bijv.
onderdeelnr. 6809605 standaard 300 ppm bereik min/max =
50/1000 ppm).Selecteer 500 ppm als volledige schaaluitslag.
De analoge uitgang zal lineair zijn en liggen tussen 4 mA = 0
ppm en 20 mA = 500 ppm.
13.1.2 Foutstroom instellen
Deze functie definieert de stroom voor het storingssignaal.
1. Selecteer Settings > Communication > Analog
interface > Fault current en bevestig.
2. Selecteer de regel voor het bewerken van de stroom en
bevestig.
3. Stel de stroom in en bevestig.
De instelling voor de Fault current wordt
weergegeven.
5
4. Selecteer Confirm en bevestig met [OK].
Gebruiksaanwijzing
Pinnen
2
3
4
ON (AAN)
OFF (UIT)
|
Dräger PointGard 2000 Series
5
OFF (UIT)
Advertenties
Inhoudsopgave
