6
Inbedrijfstelling, ijking en werking van de brander
6.1
Aantekeningen over de veiligheid bij de eerste inbedrijfstelling
De eerste inbedrijfstelling van de brander moet
uitgevoerd worden door bevoegd personeel vol-
gens de uitleg in deze handleiding en conform de
van kracht zijnde normen en wetsbepalingen.
OPGELET
6.2
Afstellingen vóór de ontsteking
De volgende regelingen moeten uitgevoerd worden:
controleer dat de gasmaatschappij de voedingsleiding ont-
lucht heeft, en de lucht en het inerte gas in de leidingen geë-
limineerd heeft.
Open de manuele ventielen vóór de gasstraat langzaam.
Regel de minimum gasdrukschakelaar (Afb. 34 op pag. 33)
op het schaalminimum.
Regel de luchtdrukschakelaar (Afb. 33 op pag. 33) op het
schaalminimum.
Regel de drukschakelaar voor de dichtingscontrole (Kit
PVP)(Afb. 35 op pag. 33), indien aanwezig, volgens de aan-
wijzingen die bij de Kit zelf worden geleverd.
Controleer de druk van de gastoevoer. Sluit daarvoor een
manometer aan op het drukafnamepunt 1)(Afb. 31) van de
minimum gasdrukschakelaar: hij moet minder bedragen dan
de toegestane maximumdruk van de gasstraat die op het
plaatje met de karakteristieken staat.
Een te hoge gasdruk kan de bestanddelen van de
gasstraat beschadigen en gevaar op ontploffing
veroorzaken.
6.3
Start van de brander
Zet de brander onder stroom door middel van de stroomonder-
breker op het schakelbord van de ketel.
Sluit de thermostaten/drukschakelaars en plaats de schakelaar
van Afb. 32 op positie "1".
Inbedrijfstelling, ijking en werking van de brander
D8085
Controleer of de mechanismen voor regeling, be-
diening en veiligheid correct functioneren.
OPGELET
Ontlucht de leiding van de gasstraat. Sluit daarvoor een
plastic leiding aan op het drukafnamepunt 1)(Afb. 31) van de
minimum gasdrukschakelaar.
Leg de ontluchtingsleiding buiten het gebouw tot u de geur
van gas waarneemt.
Sluit in een parallelschakeling met de twee elektromagneti-
sche gaskleppen twee lampjes of een tester aan om het
juiste moment te zien waarop ze onder spanning komen.
Deze handeling is niet nodig als beide elektromagnetische
kleppen voorzien zijn van een controlelampje dat de elektri-
sche spanning aangeeft.
Voordat de brander wordt ingeschakeld, wordt
aanbevolen de gasstraat zodanig af te stellen dat
de ontsteking plaatsvindt in optimale veiligheids-
omstandigheden, en dus met een zeer zwak gas-
VOORZICHTIG
debiet.
Controleer of de lampjes of de testers aangeslo-
ten op de elektromagnetische kleppen, of de con-
trolelampjes op de elektromagnetische kleppen
zelf afwezigheid van spanning aangeven.
GEVAAR
Geven deze spanning aan, stop dan de brander
onmiddellijk en controleer de elektrische verbin-
dingen.
31
NL
1
Afb. 31
20073567