TACHOG RAAF (voor
twee bestuurders)
Aanbrengen
van
de tachograafschijven
-
Open
de
tachograaf
bij
stilstaande
wagen met behulp
van de
sleutel.
Kantel
de
tussenplaat A omhoog.
Breng de
tachograafschijf
voor
de
bijrij-
der met de groene zijde
naar boven
ge-
keerd
aan.
Kantel de
tussenplaat
A naar beneden
en
druk hem goed in het slot.
Breng
de
tachograafschijf
voor
de
bestuurder
met
de
groene
zijde
naar
boven aan
op
de
tussenplaat.
-
Sluit
de tachograaf
en
verwijder de
sleu-
tel.
Attentie!
Bij
dit
type tachograat moeten
altijd
twee
schijven
zijn
ingelegd,
ook
wanneer
het
voertuig door
slechts
één bestuurder wordt
bemand. De
controlelamp
B
gaat
branden
als
geen
of
slechts
één
tachograafschijf
is
aangebracht. Bestuurder
en
bijrijder
heb-
ben
elk
hun eigen
tachograafschijf.
Bij
bestuurderswisselingen moet de
schijf
van
degene
die het
stuur
overneemt boven op
de
tussenplaat worden gelegd.
Degene,
waarvan
de
tachograaf
schijf
bovenop
de
tussenplaat
ligt,
bedient
de
tijdgroepen-
schakelaar
1.
De
persoon
waarvan de
tacho-
graafschijf
onder
de
tussenplaat
ligt,
be-
dient
de
tijdgroepenschakelaar
2.
Bedienen
van
de tijdgroepenschrijver
De
tijdgroepenschrijver
wordt
bediend
d.m.v.
de tijdgroepenschakelaars
1
en
2.
O
Rijtijd
X
Alle overige
werkzaamheden
Z
Wachttijd
Dagelijkse
rusttijd
Voorzijde
van
de
tachograalschijf
J :
Snelheidsregistratie
K
:
Tijdschalen
L:
Tijdgroepenregistratie
M
:
Afstandsregistratie
16
A
016