KO
ELVLO
EISTO
FTEM
PE
RATU
U
RM ETE
R
De
bedrijfstemperatuur
van de
koelvloeistof
moet
tussen
75'C en 85'C
bedragen.
Bii
een
koelvloeistoftemperatuur
van
minder
dan 50"C
mag
de motor niet volledig wor'
den belast. Als
de
temperatuur
van
de
koel-
vloeistof plotseling stijgt,
moeten
de
vol-
gende punten worden gecontroleerd:
Het
koelvloeistofniveau;
vuldop
voor-
zichtig
losdraaien
!
De
V-snaren en de
waterslangen.
De venti lateu
rkoppel
i
ng.
CONTROLELAMP
KO
ELVLO
EISTO
FTEM
PE
RATU
U
R
Deze
controlelamp gaat branden
als
de
koelvloeistoftemperatuur
meer dan
96"C
bedraagt.
CONTRO LELAM P
OVERSPAN
N
I
NG
Als de
laadspanning van
de wisselstroom'
dynamo
stijgt
boven
29,5
V, gaat deze
con-
trolelamp
branden.
De
accuspanning
is dan
te
hoog, zodat
het
gevaar
voor
koken
be-
staat. Schakel in een
dergelijk
geval zoveel
mogelijk elektrische verbruikers
in en
riid
naar de
eerstkomende reparatiewerkplaats.
14
LUCHTDRUKMETER
EN
LUC HTD
RU
KCO NT
RO
LELAM
P
Elke wijzer
geeft
de
druk
in
de
luchtketel
van
één van
de bedrijfsremcircuits
aan.
Als
de
druk
in
één van de
circuits
lager is dan 5
bar,
treedt een zoemer
in
werking, waarbij
bo-
vendien
de controlelamp gaat
branden.
Bij
een
druk
van meer dan 5 bar
kunnen met
be-
hulp
van
de
parkeerremhefboom
de
rem-
men
worden gelost.
De
zoemer en
de
con-
trolelamp werken alleen
bij
aangezet
con-
tact.
De
meter werkt ook als het
contact
uit-
staat.
Als
de druk
in
één van
de
circuits
lager is
dan
5
bar,
mag niet met
de wagen worden
gereden.
CONTROLELAM
P
LUCHTFI
LTE
R
Bij een sterk vervuild luchtfilter, gaat
deze
controlelamp branden.
Het
f
ilterelement
moet
dan
zo snel
mogelijk worden
gerei'
nigd,
resp. vervangen.
SCHAKELAAR
MISTLAMPEN
Met
deze
schakelaar
worden
de
mistlampen
ingeschakeld, waarbij
de
controlelamp
in de
schakelaar eveneens
brandt.
SC
HAKELAAR
M
ISTAC
HTERLAM
PEN
Met behulp van
deze
schakelaar worden
de
mistachterlampen ingeschakeld.
De
contro-
lelamp
in de
schakelaar
gaat
hierbij
bran'
den.
CONTROLELAMP
CABINEVERGRENDELING
Deze
controlelamp
gaat branden als de
ca-
bine niet goed
is
vergrendeld.
De
lamp
werkt alleen
bij
aangezet
contact. Zie
ook
hoofdstuk
'CABIN
E'.
CONTROLELAMP
DI
FFE
RENTIEELBLOKKERI
NG
De
differentieelblokkering wordt
in
werking
gesteld door de betreffende schakelaar
om
te
zetten.
Bij
aangezet
contact
gaat hierbij
de
controlelamp
branden.
De
blokkering
moet
direct
bii het bereiken
van vaste
grond
weer worden uitgeschakeld. Mocht de
con-
trolelamp blijven
branden,
dan
moet
even
voor-
en
achteruit worden
gereden,
zodat
het blokkeermechanisme vrijkomt.
Zie voor het
gebruik van
de
differentieel-
blokkering het
hoofdstuk'RIJDEN'.