Inhoudsopgave
Advertenties
LET OP
Wanneer de motor draait met overmatig veel
olie, kan dit ook beschadiging van de motor
veroorzaken.
Giet niet te veel olie in de motor.
3. Draai de vuldop zorgvuldig vast.
• Controleer de schroef visueel en verzeker
u ervan dat deze niet beschadigd is.
• Controleer of de motor stevig op de spie-
gel bevestigd is.
• Controleer of de blokkeerpen in de juiste
stand staat en stevig vastzit.
• Controleer of het startkoord geen sporen
van slijtage of rafelen vertoont.
• Zorg ervoor dat u voldoende reddingsma-
terialen en veiligheidsvoorzieningen aan
boord heeft.
• Controleer of de noodstopschakelaar juist
werkt.
• Controleer of er geen obstakel voor de
waterinlaatopening is.
INLOOPPERIODE
Het juiste gebruik van de motor gedurende de
inloopperiode is van essentieel belang voor de
levensduur en de prestaties. Laat de motor inlo-
Merkteken
pen volgens de onderstaande richtlijnen.
MAX
Merkteken
MIN
Als u de hieronder beschreven inloopproce-
dures niet opvolgt, kan dit resulteren in ern-
stige beschadiging van de motor.
Volg de hieronder beschreven inloopprocedu-
res zorgvuldig op.
Inloopperiode: 10 uur
Inloopprocedure
1. De eerste twee uren:
Laat de motor bij koude start minimaal 5
minuten stationair warmdraaien.
Als de motor direct na een koude start met te
hoog toerental draait, kan dit ernstige bescha-
diging van de motor veroorzaken.
Laat de motor altijd voldoende stationair
draaien (5 minuten) zodat deze goed is opge-
warmd voordat u de motor met hoog toerental
laat draaien.
Laat nadat de motor op bedrijfstemperatuur
gekomen is, de motor gedurende 15 minu-
ten stationair of met een zo laag mogelijk
toerental draaien.
Geef gedurende de volgende 1 uur en 45
minuten de motor niet meer dan half gas
(3.000 omw/min).
AANWIJZING:
U mag meer gas geven om de boot te laten pla-
neren. Ga daarna terug naar de aanbevolen
gasklepstand.
LET OP
LET OP
21
Advertenties
Inhoudsopgave
