Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina
Inhoudsopgave

Advertenties

OPMERKING
• AANGEZIEN DE POWERDRIVE LADER EEN GEHEUGEN HEEFT DAT DE BATTERIJEN IEDERE 15
DAGEN AUTOMATISCH CONTROLEERT EN ZO NODIG BIJLAADT, MAG HIJ GEDURENDE DE
OPSLAGPERIODE AANGESLOTEN BLIJVEN OP EEN POWERDRIVE VOERTUIG.
• KORT NA HET BEGIN VAN HET LADEN SCHAKELT DE POWERDRIVE LADER ZICHZELF UIT EN
VOERT EEN ZELFTEST UIT (DE AMPÈREMETER STAAT OP 0). ENKELE OGENBLIKKEN LATER
HERVAT HET LADEN (DE AMPÈREMETER KEERT TERUG NAAR HET HUIDIGE LAADNIVEAU).
Elk Carryall elektrisch voertuig is standaard voorzien van een externe volautomatische batterijlader (Carryall I en
Carryall II) of van een ingebouwde volautomatische lader (Carryall VI). De stekker van de lader moet aangesloten
worden op een stopcontact dat minimum 10 ampère per lader kan leveren.
Om het gevaar op elektrische schok te verminderen, moet de batterijlader geaard zijn. De lader is voorzien van
een elektrisch snoer met aardgeleider en geaarde stekker. Hij is ontworpen voor een stroomkring van nominaal
115 volt, 60 hertz, tenzij op de lader andere waarden zijn vermeld. De stekker moet geaard aangesloten worden
op een stopcontact dat hiervoor bestemd is en dat correct geïnstalleerd en geaard is, en aan alle plaatselijke voor-
schriften en reglementen voldoet.
Gebruik liever geen verlengsnoer met de lader. Indien een verlengsnoer toch nodig is, dient u een 3 mm
(nr. 12 AWG) snoer (3 geleiders) met aardgeleider voor zwaar gebruik, in goede elektrische staat, te gebruiken.
Indien u een verlengsnoer gebruikt, zorg er dan voor dat het zo kort mogelijk is (niet langer dan 3,7 m). Leg alle
snoeren zo dat er niet op getrapt of over gestruikeld kan worden en dat ze beschermd zijn tegen schade en druk.
De laadruimte moet goed geventileerd zijn. Om een concentratie van explosief gas te voorkomen, mag de lucht
nooit meer dan 2% waterstof bevatten. Het totale luchtvolume van een afgesloten ruimte moet minstens vijf keer
per uur ververst worden. Raadpleeg een plaatselijke ingenieur in verwarming, ventilatie en airconditioning.
Uitsluitend voor de Carryall VI: Omdat het Carryall VI-voertuig geen gelÿkstroomstopcontact heeft, moet de
ingebouwde lader gerepareerd worden om de batterijen op te laden.
WAARSCHUWING
• VOERTUIGEN MET EEN LAADSTOPCONTACT: WIJZIG NOOIT DE BEDRADING OM LANGS DE
GRIJZE ZEKERINGKOPPELING HEEN TE GAAN. (FIGUUR 16, PAGINA 26).

BATTERIJEN LADEN

OPMERKING
• BIJ TEMPERATUREN ONDER DE 18,3 °C MOETEN BATTERIJEN DIE IN EEN ONVERWARMDE
RUIMTE WORDEN GELADEN ZO SNEL MOGELIJK NA HET GEBRUIK OPGELADEN WORDEN.
BATTERIJEN ZIJN DIRECT NA HET GEBRUIK HET WARMST; KOUDE BATTERIJEN HEBBEN MEER
TIJD NODIG OM VOLLEDIG OP TE LADEN.
• Carryall I en Carryall II (externe lader):
Sluit de wisselstroomstekker van de lader aan op een stopcontact dat uitsluitend hiervoor bestemd is, met
de juiste aarding en bedrading, en dat aan alle plaatselijke reglementen en voorschriften voldoet. Steek de
gelijkstroomstekker van de lader vervolgens in het stopcontact van het voertuig. Twee tot tien seconden later
begint de lader te werken . (Figuur 14, pagina 26).
• Carryall VI (ingebouwde lader):
Sluit de wisselstroomstekker van de ingebouwde lader aan op een stopcontact dat uitsluitend hiervoor
bestemd is, met de juiste aarding en bedrading die aan alle plaatselijke reglementen en voorschriften vol-
doet. Twee tot tien seconden later begint de lader te werken .
Handleiding voor de eigenaar van een 1999 Carryall elektrisch voertuig
Batterijlader
2
25

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Deze handleiding is ook geschikt voor:

Carryall ii 1999Carryall vi 1999

Inhoudsopgave