Installatie
Luchttoevoerleiding
Om het risico op elektrische schokken te
verminderen, moet de luchttoevoerslang elektrisch
worden aangesloten op een goed aardpunt.
Gebruik alleen een geaarde Graco-luchtslang.
1. Zie Afb. 10. Gebruik de geaarde
Graco-luchttoevoerslang (AH) om het
pistool van lucht te voorzien. De luchtinlaatfitting
van het pistool is voorzien van linksdraaiend
schroefdraad. De aarddraad (C) van de
luchtslang moet worden aangesloten op een
goed aardpunt. Sluit de luchttoevoerslang nog
niet aan op de luchtinlaat van het pistool.
2. Installeer een luchtleidingfilter/waterscheider
(AF) in de luchtleiding van het pistool om ervoor
te zorgen dat er schone, droge lucht naar het
pistool wordt geleid. Vocht en vuil kan het uiterlijk
van het gespoten werkstuk bederven en kan
storingen veroorzaken in de werking van het
pistool.
3. Installeer zelfontlastende luchtregelaars (PR,
GR) in de luchttoevoerleidingen van de pomp
en het pistool, om daarmee de luchtdruk van de
toegevoerde perslucht te kunnen regelen.
Opgesloten lucht kan de pomp onverwachts in
werking zetten. Dit kan ernstig letsel tot gevolg
hebben, zoals het spatten van vloeistof in de
ogen of op de huid. Gebruik de apparatuur niet
zonder dat er een zelfontlastend luchtventiel
(BV) is geïnstalleerd.
4. Installereer een zelfontlastend luchtventiel (BV)
in de luchttoevoerleiding van de pomp. Het
zelfontlastende luchtventiel (BV) moet in het
systeem zitten om de luchttoevoer naar de pomp
af te sluiten en om opgesloten lucht tussen
het ventiel en de pomp te laten ontsnappen
nadat de luchtregelaar uitgezet is. Installeer
nog een zelfontlastend luchtventiel op de
hoofdluchtleiding (MA) om de toebehoren voor
servicewerkzaamheden te isoleren.
5. Installeer een zelfontlastend luchtventiel (BV)
op elke toevoerleiding van een pistool, om de
luchttoevoer naar het pistool of de pistolen af
te sluiten en om opgesloten lucht tussen het
ventiel en het pistool te laten ontsnappen nadat
de luchtregelaar uitgezet is.
16
Vloeistoftoevoerleiding
1. De vloeistofleiding (FL) moet worden
doorgeblazen met lucht en doorgespoeld met
oplosmiddel. Gebruik een oplosmiddel dat
geschikt is in combinatie met de te spuiten
vloeistof. Sluit de vloeistoftoevoerleiding nog niet
aan op de vloeistofinlaat van het pistool.
2. Breng een vloeistofregelaar (FR) aan in de
vloeistofleiding om de vloeistofdruk naar het
pistool te regelen.
3. Installeer een vloeistoffilter (FF) bij de uitlaat van
de pomp om deeltjes en neerslag uit te filteren
die de spuittip zouden kunnen verstoppen.
Om het risico op ernstig letsel te verminderen,
waaronder door in de ogen of op de huid
spattende vloeistof, mag u de apparatuur niet
bedienen zonder dat het vloeistofafvoerventiel
(FD) is geïnstalleerd.
4. Het vloeistofafvoerventiel (FD) is verplicht in uw
systeem als hulpmiddel om de vloeistofdruk in
de verdringerpomp, de slang en het pistool te
ontlasten. Het overhalen van de trekker is soms
niet voldoende om de druk te ontlasten. Installeer
een afvoerventiel vlakbij de vloeistofuitlaat van
de pomp.
332047K