6.3
Meten
6.3.1
Meting van een testitem
6.3.1.1 Vacuümmodus
Het apparaat is gereed voor lekdetectie, zodra Startklaar weergegeven wordt:
•
Selecteer de gewenste meetmodus
Modus: Vacuüm of snuffelen
•
Controleer of de parameters die in het startmenu weergegeven worden,
kloppen.
Gevaar
Gevaar voor letsel door zuigende inlaat-flens.
Indien de vacuüm-functie van de SmartTest geactiveerd is, kunnen
lichaamsdelen, die de inlaat-flens afsluiten, aangezogen worden.
Lichaamsdelen ver weg houden van de inlaat-flens.
Verwijder de blindflens van de testaansluiting en herstel de verbinding met het
testitem.
Druk op de toets „START / STOP" op het bedieningspaneel om de meetprocedure
te starten.
Het testitem wordt geëvacueerd en de druk wordt tijdens de pompprocedure
weergegeven.
Na het bereiken van de meetdruk verschijnt de weergave van de meetwaarde.
(Zie hoofdstuk 6.3.1).
Bij een overeenkomende achtergronduitstroomsnelheid ( < 1x10
testitem met helium aangevoerd worden. In het display wordt dan de
uitstroomsnelheid van het testitem weergegeven.
Door opnieuw op de toets „START / STOP" te drukken, wordt de meetprocedure
afgebroken.
De SmartTest schakelt weer naar „Startklaar" (ready to start) en het testitem
wordt belucht, zodat deze weer verwijderd kan worden.
-9
mbarl/s) kan het
39