INPUT / OUTPUT
In- en uitgangssignalen, 25-polig, D-sub, connectoren
Abb. 10-4
Zie
Abb.
Pin
1
2
3
4
5
6 ... 13
6
7
8
9
10
11
14
15 ...
... 22
15
16
17
18
13
1
25
14
10-2/2.
Signaal
Verklaring
Analoge uitgang 0 ... 10 V, Ri 3 Ω. Zie hoofdstuk 6.4.4.4.1.
Canal 1
Analoge uitgang, gegevens zoals boven. Zie hoofdstuk
Canal 2
6.4.4.4.1
Referentiepotentiaal van de analoge uitgang, galv.
AGND
gescheiden
Audiouitgang (koptelefoon of aktivbox)
Referentiepotentiaal voor de audiouitgang
DI 1 ... 8
Digitale ingangen, +18 ... 30 V (ca. 5 mA). De functies
worden op de positieve flank geactiveerd. Gelijkwaardig
aan het bedieningspaneel.
Start de meting in de status Startklaar en stopt de
Start/Stop
meting in de status Meten.
Beluchten bij instelling "Beluchten handmatig" zie
Vent
hoofdstuk 6.4.4.6.5.
Functie zoals toets ZERO.
Zero
Indien langer dan 3s ingedrukt, wordt ZERO opgeheven.
Start de kalibratie of ter bevestiging van "Calibration
Calibrate
Acknowledge" (PIN 19)
Bij het activeren: „Parameterreeks 2 wordt geladen."
PARA 2
Bij het deactiveren: „Parameterreeks 1 wordt geladen."
Bypass
Terugmelding "Bypass-optie aanwezig"
Referentiepotentiaal van de digitale ingangen, galvanisch
DGND
gescheiden
Digitale uitgangen, niet galvanisch gescheiden, actief 24 V
DO1 ... 8
± 10%, passief op DGND (0 V) maximaal toegestane
stroom:
800 mA voor alle uitgangen samen
Bij het inschakelen worden alle uitgangen voor ca. 1s actief
Actief wanneer SmartTest klaar is om het testvolume te
Ready to start
evacueren.
Ready to
Actief, wanneer SmartTest mist, d.w.z. in de status
measure
Tegenstroom, Twin-Flow
Actief, wanneer de alarm drempelwaarde geactiveerd en
Leak
overschreden werd, passief onder 90% van deze waarde
Error
Actief bij foutstatus
TM
TM
laag en Twin-Flow
hoog
111