3 - FUNCTIES
3.9 - Batterijen
De unit kan twee batterijen bevatten (water en/of elektrische).
De parameterinstelling van deze batterijen gebeurt met de parameters P28, P29 en P32.
De batterijen kunnen een koel-, verwarmings- of gemengde batterij zijn (verwarmen of koelen naar gelang de temperatuur van het net),
gemengd met een 6-wegventiel (warm of koud afhankelijk van de vraag).of een elektrische batterij.
Wanneer een batterij in het kanaal is geïnstalleerd, is een interne temperatuursensor uitblaaslucht voorzien op de uitgang van de
machine en een extra sensor op de uitgang van de batterij in het kanaal.
28
29
32
3.9.1 - Geval van een gemengde batterij
In geval van een gemengde batterij kan de change-over worden uitgevoerd door een aan/uit-ingang of door het GBS (instelbaar via
parameter P162).
De change-overthermostaat moet door de installateur op de ingang van de gemengde batterij worden geïnstalleerd op een plaats waar
continu water circuleert.
De status van de change-over (warme of koude werking) wordt weergegeven door parameter P422.
162
3.9.2 - Systeem met een gemengde batterij met 6-wegventiel
Bij een gemengde batterij met een 6-wegventiel moet niet meer worden omgeschakeld omdat warm en koud water altijd beschikbaar
zijn aan de aansluitingen van het ventiel.
Wanneer er op de batterij geen warmte- of koudevraag is, is de stuurspanning van de servomotor 6V. (of volgens een min.
openingspercentage verwarmen bepaald door P260 of P261).
Wanneer er op de batterij een warmtevraag is, ligt de stuurspanning van de servomotor tussen 7,3V en 10,0V (afhankelijk van
parameters P253 en P252).
Wanneer er op de batterij een koudevraag is, ligt de stuurspanning van de servomotor tussen 4,7V en 2,0V (afhankelijk van parameters
P251 en P250).
P250
P251
P252
P253
P252 = 10V (100% warmte)
P253 = 7.3V (0% warmte)
P251 = 4.7V (0% koude)
P250 = 2.0V (100% koude)
3.9.3 - Vorstbeveiliging
De vorstbeveiliging van de waterbatterijen werkt door de temperatuur te regelen bij het uitblazen van de centrale. Als deze lager is
dan de grenswaarde P248, wordt de vorstbeveiliging geactiveerd en het isolatieregister gesloten, de ventilatie stopt en de batterijventielen
gaan 100% open (of volgens P252 in overeenstemming met de maximumdrempel opening verwarmen in het geval van 6-wegventielen)
Er is een vorstpreventiefunctie zodra de unit is gestopt (via het bedieningspaneel, het GBS of een gevaarstoring), ofwel tijdens de opstartfase
van de ventilatie. Deze houdt de ventielen van de waterbatterijen licht geopend (op een instelbare waarde) om de watercirculatie te handhaven
(P260). De ventielen worden permanent open gehouden (ook wanneer de machine is gestopt maar onder spanning blijft).
248
260
261
Batterij 1
Batterij 2
Elektrische batterij
Selectie change-over
Maximumwaarde opening 6-wegventiel koelen
Minimumwaarde opening 6-wegventiel koelen
Maximumwaarde opening 6-wegventiel verwarmen
Minimumwaarde opening 6-wegventiel verwarmen
Stuurspanning
6.0V
koude
Vorstbeveiligingsdrempel waterbatterij
Openingspercentage van het ventiel van batterij 1 uit
Openingspercentage van het ventiel van batterij 2 uit
warmte
Dode
band
Openen van het ventiel
21