3 - FUNCTIES
3.1 - Beheer van het inschakelen en uitschakelen
De unit kan worden gestart via de terminal of het GBS. De parameter P716 bepaalt of het GBS al dan niet is geautoriseerd de centrale
te besturen.
Als de unit in bedrijf is, kan de unit met een aan/uit "afstandsbediening" gestopt worden.
Deze moet daaraan voorafgaand zijn ingeschakeld via het bedieningspaneel op de stand AAN.
De verschillende bedrijfsstatussen van de unit kunnen ook worden geprogrammeerd (zie timerprogrammering 3.17). De unit heeft een
bedrijfsstatus "vorstbeveiliging" die alleen bruikbaar is als de geregelde temperatuur de omgeving is.
Wanneer deze status is geactiveerd, is de unit uitgeschakeld, maar wordt zij automatisch weer gestart zodra de omgevingstemperatuur
tot onder de drempelwaarde van P228 daalt.
Om de unit te kunnen starten, moeten de machineparameters zijn vergrendeld (P99 = ja)
LET OP : als de unit wordt uitgeschakeld door de terminal maar is geautoriseerd door de afstandsbediening
(P716 = afstandsbediening), kan de luchtbehandelingscentrale mogelijk op elk moment starten (als het GBS hiertoe opdracht
geeft bijvoorbeeld).
De unit zal niet werken als de temperatuur van de verse lucht hoger is dan de minimum drempelwaarde (P265). Als de centrale wordt
gestart, maar de buitentemperatuur te laag is, vindt er elk uur een periodieke herstart plaats om de buitentemperatuur te meten en te
controleren of deze hoger of lager is dan de drempelwaarde.
99
716
228
265
3.2 - Setpointbeheer
De automaat beheert 2 niveaus van setpoints (setpoint 1 en setpoint 2) voor de temperaturen en de debieten/drukken. De setpoints
1 worden bijvoorbeeld gebruikt als het gebouw bezet is en de setpoints 2 als het gebouw niet bezet is.
Met de parameter P160 kan worden gekozen tussen de setpoints 1 en 2, ofwel via het uurprogramma, ofwel via de aan/uit-ingang
J5-U10, en op commando van het GBS of geforceerd via de aan/uit-ingang J5-U10. Als de aan/uit-ingang in deze laatste status een
werking in setpoint 1 aangeeft, werkt de unit in setpoint 1, zo niet werkt de unit volgens het laatst ontvangen commando van het GBS
of het uurprogramma.
Met de parameter P161 kan worden gekozen of het veranderen van het setpoint gebeurt volgens de setpoints van de temperatuur,
de ventilatie (debiet of druk) of beide.
Instelling P161
Temperatuur
Ventilatie
Temperatuur + ventilatie
Opmerking: de ingang selectie setpoint kan worden ingesteld op NO / NG; in deze tabel is de ingang normaal gesloten. Als de besturing
gebeurt via het GBS dan wordt de ingang inactief.
160
161
3.3 - Isolatie- en veiligheidskleppen
De unit kan tot 4 isolatiekleppen hebben. Deze zijn aangesloten op 2 uitgangen: zijde buiten (verse lucht/uitgeblazen lucht)
en zijde gebouw (uitblaaslucht/retour). Parameter P26 geeft de aanwezigheid van kleppen aan.
De isolatieklep wordt aangedreven door een aan/uit-servomotor met terugtrekveer. De benodigde tijd voor het openen is P108.
Als de unit stopt, wordt deze klep normaal gesloten.
Wanneer het starten van het aggregaat wordt gevraagd, wordt de klep geopend en wordt de unit na de tijdvertraging in de status "Aan"
geschakeld. De klep blijft open tot het stopzetten van de unit of tot zich een storing "gevaar" voordoet.
26
108
Vergrendeling van de configuratie
Type commando
Setpoint temperatuur vorstbeveiliging
Drempelwaarde buitenluchttemperatuur voor de werking van de centrale.
Setpoint
Temperatuur
Debiet of druk en mengsel
Temperatuur
Debiet of druk en mengsel
Temperatuur
Debiet of druk en mengsel
Selectie setpoint 1 / setpoint 2
Toepassing van de selectie setpoint 1 / setpoint 2
Isolatieklep
Vertraging opening van de klep
Werking
Selectie
Setpoint 1
Setpoint 1
Setpoint 1
Setpoint 1
Setpoint 1
Setpoint 1
Selectie
Setpoint 2
Setpoint 2
Setpoint 2
Setpoint 2
15