Inhoudsopgave
Advertenties
5.
Inspecteer de snijranden van alle messen. Scherp
de snijranden indien ze bot of ingekerfd zijn.
Scherp uitsluitend de bovenkant van de snijrand en
houd dezelfde snijhoek aan voor de beste prestaties
(Afb. 20). Het mes zal in balans blijven indien van
beide snijranden even veel metaal wordt
verwijderd.
6.
Om te controleren of het mes recht en parallel is,
moet u het mes op een horizontaal oppervlak
leggen en de uiteinden controleren. De uiteinden
van het mes moeten een klein beetje lager liggen
dan het midden, en de snijrand moet lager liggen
dan de hiel van het mes. Een dergelijk mes zal een
goede maaikwaliteit leveren en minimaal vermogen
van de motor vergen. Daar staat tegen over dat een
mes dat aan de uiteinden hoger is dan in het
midden, of een snijrand heeft die hoger is dan de
hiel, verbogen of krom is, vervangen moet worden.
7.
Installeer het mes met het opstaande randje
(omhoog) richting de maai-eenheid, samen met de
dop en de mesbout. Haal de mesbout aan met een
moment van 115–149Nm.
HET CORRIGEREN VAN DE
AFSTELLING VAN DE MESSEN
Indien de messen onjuist afgesteld zijn ten opzichte van
elkaar zal het gras er na het maaien "gestreept" uitzien.
Dit probleem kan opgelost worden door er voor te
zorgen dat de messen recht zijn en allemaal op dezelfde
hoogte maaien.
1.
Plaats de machine op een horizontaal oppervlak op
de vloer van de werkplaats.
2.
Haal de maaihoogte op tot in de hoogste positie: zie
Het afstellen van de maaihoogte.
3.
Laat de maai-eenheid op een horizontaal oppervlak
zakken. Verwijder de afdekplaten van de bovenkant
van de maai-eenheid.
Indien het mes gaat slijten, wordt er een gleuf
gevormd tussen het opstaand randje en het platte
deel van het mes (Afb. 19-C). Uiteindelijk kan er
een stukje van het mes afbreken en van onder de
maaier vandaan weggeslingerd worden, hetgeen
mogelijk tot ernstige verwondingen bij uzelf of
anderen kan leiden.
GEVAAR
4.
Verminder de spanning op de snaren.
5.
Verdraai de messen totdat de punten recht naar
voor en achter wijzen. Meet de afstand van de vloer
tot aan de punt van het mes aan de voorkant en
onthoud deze maat. Draai daarna hetzelfde mes
zodat het andere uiteinde voor staat en meet
opnieuw. Het verschil tussen beide metingen mag
niet groter zijn dan 3,2 mm. Indien het verschil
groter is dan 3,2 mm moet het mes vervangen
worden omdat het verbogen is. Zorg dat u alle
messen controleert.
6.
Vergelijk de metingen van de buitenste messen met
die van het mes in het midden. Het middelste mes
mag niet meer dan 9,5mm lager zijn dan de
buitenste messen. Indien het middelste mes meer
dan 9,5mm lager is dan de buitenste messen, gaat u
verder met stap 7 en voegt u opvulstukken toe
tussen het spilhuis en de onderkant van de maai-
eenheid.
7.
Verwijder de tapbouten, volgringen, veerringen en
moeren van de buitenste as waar de opvulstukken
toegevoegd moeten worden. Om het mes omhoog
of omlaag te zetten voegt u een opvulstuk toe,
Onderdeelnr. 3256-24, tussen het ashuis en de
onderkant van de maai-eenheid. Lijn de messen
verder uit en voeg opvulstukken toe totdat de
punten van de messen binnen de juiste toleranties
vallen.
BELANGRIJK: Gebruik niet meer dan drie
opvulstukken per stand. Gebruik minder
opvulstukken in naast elkaar gelegen gaten
indien meerdere opvulstukken gebruikt worden
voor een bepaalde stand.
8.
Breng de snaren weer op spanning. Bevestig de
afdekplaten van de snaren opnieuw.
IDENTIFICATIE EN BESTELLING
MODEL- EN SERIENUMMERS
De maai-eenheid is voorzien van twee
identificatienummers: een modelnummer en een
serienummer. De twee nummers zijn in een plaatje
gestanst dat zich bevindt op de frame-buis aan de
voorkant van de maaier, onder een afdekplaat. Vermeld
in alle correspondentie over de maaier de model- en
serienummers om er zeker van te zijn dat u de juiste
21
Advertenties
Inhoudsopgave
