HET VASTKOPPELEN VAN DE MAAI-
EENHEID AAN DE TRACTIE-
EENHEID
(Afb. 10–12)
1.
Plaats de tractie-eenheid recht voor de maai-eenheid op
een willekeurig vlak en hard oppervlak.
2.
Zet de stoel omhoog en open de naaldklep. Hierdoor
kunnen de liftarmen zich vrij bewegen.
3.
Stel de hoogte van de liftarmen af, waarbij er rekening
mee gehouden moet worden dat het afgewerkte
oppervlak van elke liftarm van de tractie-eenheid
evenwijdig loopt met de grond (Afb. 12). De liftarmen
kunnen omhoog of omlaag geduwd vanuit de positie
achter de voorbanden of van vóór de tractor met behulp
van een steeksleutel.
4.
Controleer of er geen vuil zit op de delen die met elkaar
in contact komen, en maak deze zo mogelijk schoon.
5.
Verdraai de zwenkwielen zodat deze recht vooruit
wijzen zodat de maaier gemakkelijk naar de tractor
gereden kan worden.
6.
Koppel de eerste liftarm als volgt aan de tractie-
eenheid:
A. Verwijder de borgpin en de splitpen waarmee de
afdekplaat aan de liftarm bevestigd is.
B. Draai de hendel voor het loskoppelen omhoog.
C. Schuif de liftarm van de maai-eenheid op de
liftarm van de tractie-eenheid, waarbij de
vergrendeling in de opening van de liftarm van de
tractie-eenheid geschoven wordt.
N.B.: Indien de vergrendeling niet in de opening
in de liftarm van de tractie-eenheid valt, moet u de
liftarm omhoog of omlaag zetten door deze van
achter de voorbanden omhoog of omlaag te
drukken.
D. Draai de hendel voor het loskoppelen omlaag en
zet deze zorgvuldig vast door deze met de wijzers
van de klok mee te draaien.
7.
Koppel de andere liftarm aan de tractor vast door de
maaier naar de tractor toe te draaien, de liftarm op één
lijn te brengen met de tractor-arm en stap 5 te herhalen.
Indien de vergrendeling niet in de opening van de
liftarm van de tractie-eenheid valt, liggen de armen niet
15